ECLI:NL:RBDHA:2025:14769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.21820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en rechtmatigheid voortduren maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd op 31 januari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 26 februari 2025, en dat de toetsing van de voortduren van de maatregel dient plaats te vinden binnen drie maanden na deze sluiting. De rechtbank heeft geconstateerd dat de kennisgeving van het voortduren van de maatregel op de 75e dag na sluiting van het onderzoek is ingediend, waardoor voldaan is aan de wettelijke vereisten voor toetsing. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of er zicht op uitzetting is en of verweerder voldoende voortvarend handelt. De rechtbank concludeert dat er geen reden is om het voortduren van de maatregel onrechtmatig te achten, aangezien er nog steeds zicht is op uitzetting en verweerder actief blijft in het proces. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. J.E. Groenenberg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verweerder heeft de rechtbank op 12 mei 2025 in kennis gesteld van het voortduren van de bewaring van eiser. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een door eiser ingesteld vervolgberoep. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Bij brief van 12 mei 2025 heeft de rechtbank verweerder verzocht om binnen drie werkdagen voortgangsgegevens te verstrekken.
Verweerder heeft op 14 mei 2025 aan dit verzoek voldaan.
Bij brief van 12 mei 2025 heeft de rechtbank eiser in de gelegenheid gesteld om binnen twee werkdagen na ontvangst van de voortgangsgegevens daarop te reageren.
Eiser heeft binnen die termijn geen beroepsgronden ingediend.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 23 mei 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat uit de uitspraak van 5 maart 2025 (in de zaak NL25.7085) op het eerste beroep volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (op 26 februari 2025) dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. De rechtbank overweegt (ambtshalve toetsend) dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 (ECLI:EU:C:2022:858) en zoals inmiddels ook volgt uit de nationale jurisprudentie, gehouden is in elk geval drie maanden nadat het onderzoek in de laatste beroepsprocedure is gesloten, de voortduring van de maatregel te toetsen. Indien eiser na 75 dagen geen beroep instelt tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, stelt verweerder de rechtbank hiervan in kennis zodat de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring door de rechtbank kunnen worden getoetst. De rechtbank dient de voortduring van de maatregel van bewaring binnen drie maanden na sluiting van het laatste onderzoek te beoordelen. De rechtbank stelt vast dat in dit geval de kennisgeving van het voortduren van de maatregel op de 75e dag na de sluiting van het onderzoek in de procedure NL25.7085 bij de rechtbank is ingediend. Doordat de rechtbank het vooronderzoek heeft gesloten op 23 mei 2025, is voldaan aan de voorwaarde dat de rechtbank het voortduren van de bewaring binnen drie maanden dient te toetsen.
4. De rechtbank ziet, eveneens ambtshalve toetsend, geen reden om het voortduren van de maatregel sinds 26 februari 2025 onrechtmatig te achten. Er kan nog steeds worden aangenomen dat er zicht op uitzetting is binnen redelijke termijn en verweerder handelt ook nog voldoende voortvarend. Het lp-traject bij de Algerijnse autoriteiten loopt nog. Verweerder rappelleert nog steeds regelmatig en heeft sinds de vorige beoordeling ook meerdere vertrekgesprekken gehouden met eiser. Ook overigens is er geen reden het voortduren van de bewaring onrechtmatig te achten.
5. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep ongegrond;
-wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.M.M. Plukaard, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.