In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 augustus 2025, wordt het beroep van eisers behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben een aanvraag ingediend op 15 april 2024, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers, na het verstrijken van deze termijn, de minister hebben verzocht om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dit verzoek is niet ingewilligd, waarna eisers beroep hebben ingesteld. Op 4 juni 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, maar de rechtbank concludeert dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is. Tevens is het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond, omdat eisers geen gronden hebben ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank legt geen rechterlijke dwangsom op, aangezien de minister inmiddels heeft beslist. Wel stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op € 453,50, die door de minister vergoed moeten worden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.