In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 augustus 2025, gaat het om een beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag van 25 maart 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is verstreken en dat eisers opnieuw beroep hebben ingesteld na het verstrijken van een eerder opgelegde nadere beslistermijn. Op 13 juni 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is om de minister te dwingen om opnieuw een besluit te nemen. Het beroep van eisers tegen het niet tijdig nemen van een besluit is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep tegen het alsnog genomen besluit ongegrond verklaard, omdat eisers geen gronden hebben ingediend die betrekking hebben op dit besluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een rechterlijke dwangsom op te leggen, aangezien de minister aan de verzoeken van eisers heeft voldaan door alsnog te beslissen. De rechtbank heeft wel een bestuurlijke dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 453,50, en de minister is verplicht het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.