3.1.Verweerder vindt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres geloofwaardig. Dat eiseres problemen heeft naar aanleiding van gebeurtenissen in oktober/november 2022 vindt verweerder niet geloofwaardig. De verklaringen van eiseres over dit asielmotief vormen volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel.Daarnaast heeft eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en zij heeft daar geen goede verklaring voor.Tot slot vindt verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij een vrees heeft voor vervolgingof reëel risico op ernstige schade looptbij terugkeer naar Iran. Verweerder heeft eiseres’ asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij verzoekt om hetgeen zij in de zienswijze naar voren heeft gebracht als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiseres heeft de zienswijze daarnaast onderbouwd met verklaringen, aanvullingen en jurisprudentie, maar hier is verweerder ten onrechte niet inhoudelijk op ingegaan. Ten onrechte heeft verweerder tegengeworpen dat de verklaringen van eiseres over de gebeurtenissen met name met de personen die “verrader” riepen, gebaseerd zijn op vermoedens. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat het ging om een reactie van de autoriteiten op haar handelen. Dat zij de personen niet heeft geconfronteerd is eerder een bevestiging van de ernst van de dreiging. Ook heeft zij overtuigend aangetoond dat het SMS-bericht van hen afkomstig was. Daarnaast had verweerder het niet speculatief mogen noemen dat zij jongeren heeft geholpen te ontsnappen aan het geweld van het regime, en is de politieke betekenis van deze daad ten onrechte niet betrokken. Het feit dat eiseres zonder problemen legaal Iran kon verlaten, ondanks haar vrees, had verweerder niet mogen tegenwerpen in het kader van de geloofwaardigheidsbeoordeling van haar relaas. Verweerder heeft verder de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM onvoldoende expliciet gemaakt. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij vanwege haar politieke overtuiging en haar steun aan demonstranten vreest voor vervolging en een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Iran. Verweerder had dit moeten toetsen. Tot slot heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiseres haar asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend nu het referentiekader en de omstandigheden van eiseres deze latere melding verklaren.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiseres kon afwijzen als
kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
6. De rechtbank overweegt allereerst dat door het in algemene zin herhalen en
inlassen van wat eiseres in de zienswijze naar voren heeft gebracht, zij niet kan afleiden
waarom eiseres van mening is dat het bestreden besluit onjuist is. Het enkel verwijzen naar
argumenten in de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden
besluit. De rechtbank zal zich dan ook beperken tot de bespreking van de gronden die in
beroep zijn aangevoerd.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende inhoudelijk gereageerd op dat wat eiseres in de zienswijze heeft aangevoerd. Zo heeft verweerder gereageerd op het betoog van eiseres dat het, gelet op de werkwijze van het Iraanse regime, te toevallig is dat zij een SMS-bericht heeft ontvangen, dat de Iraanse autoriteiten op zoek zijn naar haar en dat de autoriteiten een excuus verzinnen om haar woning te huren. Verweerder heeft gesteld dat de reactie van eiseres niet uitlegt waarop zij dit baseert en waarom het te toevallig is. Ook is verweerder ingegaan op de stelling van eiseres dat de personen gericht naar eiseres “verrader” riepen. Verweerder heeft hierop gereageerd dat de reactie van eiseres niet weerlegt dat haar verklaringen hierover gebaseerd zijn op vermoedens. Eiseres heeft de personen immers niet gesproken of gezien. Ook heeft verweerder toegelicht dat de reactie van eiseres geen aanknopingspunten bevat dat de personen specifiek naar eiseres “verrader” riepen. Ter zitting heeft eiseres aangevoerd dat verweerder niet inhoudelijk is ingegaan op jurisprudentie die zij in de zienswijze en in beroep heeft aangehaald. De vindplaats van deze jurisprudentie is echter niet te achterhalen en eiseres heeft de desbetreffende uitspraken ook niet nader ingediend. Zij heeft dan ook niet kunnen onderbouwen waar verweerder specifiek nog op in had moeten gaan. Nu verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldoende inhoudelijk heeft gereageerd op de verklaringen en aanvullingen van eiseres in de zienswijze, is het besluit dan ook zorgvuldig tot stand gekomen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Mocht verweerder de problemen van eiseres naar aanleiding van de gebeurtenissen in oktober/november 2022 ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde problemen naar aanleiding van de gebeurtenissen niet geloofwaardig heeft mogen vinden nu haar verklaringen hierover geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Zo mocht verweerder eiseres tegenwerpen dat zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband bestaat tussen de door haar gestelde gebeurtenissen, de personen die “verrader” hebben geroepen, en de stelling dat er personen naar haar op zoek zijn. Dat eiseres stelt dat zij het verband niet met objectieve middelen kan aantonen en dat een volledige bewijslast onredelijk is, maakt dit niet anders. In asielzaken geldt weliswaar dat niet alle gestelde asielmotieven met objectieve documenten moeten worden onderbouwd, maar zij dienen wel aannemelijk te worden gemaakt op basis van concrete, consistente en geloofwaardige verklaringen. Verweerder heeft mogen stellen dat eiseres daar niet in is geslaagd. De stelling van eiseres dat verweerder het repressieve karakter van het Iraanse regime en de wijze van intimidatie miskent, maakt dit ook niet anders. Daarmee heeft zij immers nog steeds onvoldoende onderbouwd op basis waarvan deze gebeurtenissen met elkaar in verband zouden staan. In dit kader heeft verweerder terecht mogen tegenwerpen dat eiseres de personen die “verrader” riepen niet heeft gezien of gesproken. Ook volgen uit haar verklaringen geen concrete aanwijzingen dat deze personen specifiek naar haar op zoek waren, dat zij deel uitmaken van de Iraanse autoriteiten of dat zij betrokken zijn bij de door eiseres gestelde hulpactie aan de jongeren. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de jongeren heeft geholpen. Dat eiseres aanvoert dat verweerder hiermee de politieke betekenis van haar handelen miskent, onderbouwt naar het oordeel van de rechtbank niet dat zij de jongeren daadwerkelijk heeft geholpen. Eiseres stelt dat in Iran zelfs indirecte steun aan demonstranten kan leiden tot vervolging wegens “propaganda tegen het systeem” of “steun aan vijanden van de staat”. De rechtbank is echter van oordeel dat dit op zichzelf niet betekent dat eiseres in haar geval aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk als zodanig wordt gezien. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.