ECLI:NL:RBDHA:2025:1443

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
09/234135-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging, openbaarmaking van afbeeldingen van seksuele aard, vernieling, weigering medewerking aan bloedonderzoek en rijden zonder rijbewijs

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, openbaarmaking van afbeeldingen van seksuele aard, vernieling, weigering om medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek en rijden zonder rijbewijs. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer en vond plaats op tegenspraak. De verdachte, geboren in 1992 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het bedreigen van zijn ex-vriendin met de dood via sms- en e-mailberichten, alsook van het openbaar maken van naaktfoto's van haar. Daarnaast werd hij beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een ruit en het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de vordering van de officier van justitie, mr. N. Bakker, geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meeste van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van één van de beschuldigingen wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een geldboete van € 150 voor het rijden zonder rijbewijs. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, het strafblad van de verdachte en de persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn alcoholproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/234135-24
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
locatie [locatie] .

1.De terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 18 juli 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam] sms- en/of whatsapp- en/of e-mailberichten te sturen met de tekst(en):
- "Je gaat een kogel krijgen" en/of
- "Maak je alsnog dood ookal zijn we niet samen" en/of
- "En geloof me elke kankerkind van je gaat schijten maak je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 30 juni 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, van een persoon, [naam] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto en/of afbeelding, waarop te zien is dat die [naam] geen kleding draagt en/of met beide armen haar borsten bij elkaar drukt en/of dat haar borsten groot op de afbeelding staan, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
3
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2024 tot en met 18 juli 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, een visuele weergave van seksuele aard, te weten een foto en/of een afbeelding van een persoon, te weten [naam] , waarop te zien was dat die [naam] geen kleding draagt en/of met beide armen haar borsten bij elkaar drukt en/of dat haar borsten groot op de afbeelding staan openbaar heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [naam] kon zijn;
4
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk een scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten in bruikleen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5
hij op of omstreeks 26 juni 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
6
hij op of omstreeks 18 juli 2024 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
7
hij op of omstreeks 18 juli 2024 te Zoetermeer, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, het Godfried Bomanspad en/of het Burgemeester Wegstapelplein, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7 tenlastegelegde. Ter zake van het onder 4 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde gedraging.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van het onder 4 tenlastegelegde. De verdediging heeft ten aanzien van de overige feiten geen bewijsverweer gevoerd.
3.3
Vrijspraak ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het onder 4 ten laste gelegde wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van een scooter. Mede gelet op het tijdsverloop is op dit moment niet meer vast te stellen wat er precies is gebeurd en welke afspraak de verdachte en het slachtoffer hadden gemaakt ten aanzien van de scooter.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen van het overig ten laste gelegde
De rechtbank zal met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024202676, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina
1. t/m 98).
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 53 t/m 55);
3. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juli 2024 (p. 68 en de bijbehorende fotobijlagen p. 70 t/m 77);
4. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juli 2024 (p. 80 t/m 82).
Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 48 t/m 49);
3. het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 53 t/m 55);
4. het proces-verbaal van verhoor van getuige, opgemaakt op 21 juli 2024 (p. 50 en
51);
5. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juli 2024 (p. 66).
Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. het proces-verbaal van aangifte opgemaakt op 26 juni 2024 (p. 42 t/m 45 en bijbehorende fotobijlagen p. 46 en 47);
3. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juli 2024 (p. 63 en 64).
Ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 26).
Ten aanzien van het onder 7 tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2025;
2. het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 29-32).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 18 juli 2024 in Nederland, [naam] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam] sms- en e-mailberichten te sturen met de teksten:
- "Je gaat een kogel krijgen" en
- "Maak je alsnog dood
ook alzijn we niet samen" en
- "En geloof me elke kankerkind van je gaat schijten maak je dood",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij in de periode van 1 mei 2024 tot en met 30 juni 2024 in Nederland, van een persoon, [naam] , een afbeelding van seksuele aard, te weten een foto, waarop te zien is dat die [naam] geen kleding draagt en met beide armen haar borsten bij elkaar drukt en dat haar borsten groot op de afbeelding staan, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn;
3
hij in de periode van 1 juli 2024 tot en met 18 juli 2024 te Zoetermeer, een visuele weergave van seksuele aard, te weten een foto van een persoon, te weten [naam] , waarop te zien was dat die [naam] geen kleding draagt en met beide armen haar borsten bij elkaar drukt en dat haar borsten groot op de afbeelding staan openbaar heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die openbaarmaking nadelig voor die [naam] kon zijn;
5
hij op 26 juni 2024 te Zoetermeer, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit,die geheel aan een ander toebehoorde heeft vernield.
6
hij op 18 juli 2024 te Zoetermeer, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een snorfiets te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
7
hij op 18 juli 2024 te Zoetermeer, als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, het Godfried Bomanspad, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder 1 tot en met 3, 5 en 6 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Voor hetgeen de verdachte onder 7 ten laste is gelegd, te weten het rijden zonder rijbewijs, heeft de officier van justitie een afzonderlijke straf gevorderd, te weten een geldboete van € 150, subsidiair 3 dagen hechtenis.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor het ten laste gelegde onder 1 tot en met 3, 5 en 6 een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit. Voor het onder 7 tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten ten aanzien van zijn ex-vriendin. Hij heeft haar meermaals met de dood bedreigd, alsook meermaals een naaktfoto van haar verspreid. Deze naaktfoto heeft de verdachte – onder andere – in een groepsgesprek op Whatsapp verstuurd, waar de moeder en de kinderen van zijn ex-vriendin, ook deel van uit maakten. Hiermee heeft hij zijn ex-vriendin angst en een onveilig gevoel bezorgd en haar goede naam en persoonlijke vrijheid aangetast. Vooral het doelbewust verspreiden van een naaktfoto onder haar familieleden rekent de rechtbank de verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte een ruit van de woning van zijn ex-partner vernield. Hiermee heeft hij geen respect getoond voor andermans goederen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder dat hij over een rijbewijs beschikte en – kort gezegd – geweigerd om zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, ondanks dat verdachte bevolen was mee te werken aan een dergelijk onderzoek op grond van de verdenking dat de verdachte als bestuurder van een snorfiets in strijd heeft gehandeld met artikel 8 van de Wegenverkeerswet. Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met de belangen van de verkeersveiligheid en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 1 november 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij in 2022 nog voor vernieling, mishandeling jegens dezelfde ex-partner en brandstichting is veroordeeld en ook in 2021 al was veroordeeld voor vernieling en voor vier mishandelingen jegens zijn toenmalige partner.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Pro-Justitia rapportage (PJ rapportage) over de verdachte van 25 oktober 2024 en een reclasseringsadvies over de verdachte van 13 november 2024.
Uit de PJ rapportage komt naar voren dat de verdachte al langer kampt met een stoornis door het overmatig gebruik van alcohol. Dit is volgens de psycholoog ook van directe invloed geweest op de door de verdachte gepleegde feiten. De stoornis lijkt onder toezicht (met urinecontroles) voor een belangrijk deel in remissie te zijn, maar wel acht de psycholoog het van belang dat dit toezicht wordt gecontinueerd om een eventuele terugval in het gebruik van alcohol te voorkomen. Daarnaast hangt het recidiverisico direct samen met overmatig alcoholgebruik, hetgeen maakt dat als een terugval in gebruik kan worden vermeden het risico op recidive relatief klein lijkt.
Ook in het reclasseringsadvies wordt opgemerkt dat er een sterk verband te zien is tussen het psychosociaal functioneren, het middelengebruik en delictgedrag van de verdachte. Wanneer de verdachte alcohol drinkt, wordt het risico op (gewelds)recidive verhoogd. Daarom acht de reclassering het van belang dat zijn middelengebruik, maar ook de relatiestatus van de verdachte en zijn ex-vriendin gemonitord blijven worden. Ook dient de ambulante behandeling van de verdachte te worden voortgezet om het recidiverisico te kunnen beïnvloeden. De reclassering heeft geadviseerd om de verdachte voor hetgeen hem ten laste is gelegd onvoorwaardelijk af te straffen. De verdachte zit nog in een lopende proeftijd die op 29 april 2026 afloopt (parketnummer 09/059028-22) waaraan bijzondere voorwaarden zijn gekoppeld, namelijk een meldplicht, ambulante behandeling en het meewerken aan urinecontroles. Deze bijzondere voorwaarden voldoen volgens de reclassering nog.
De straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Rekening houdend met de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die met de verdachte ter terechtzitting zijn besproken, alsook het strafblad, de PJ rapportage en het reclasseringsadvies, acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank is van oordeel dat bij de door de raadsman bepleite strafoplegging onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Voor het rijden zonder rijbewijs dient op grond van de wet een aparte straf te worden opgelegd, aangezien dit, in tegenstelling tot de overige strafbare feiten, een overtreding is.
De rechtbank acht alles overwegende voor de feiten 1 tot en met 3, 5 en 6 een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek van het voorarrest en voor feit 7 een geldboete van € 150, subsidiair 3 dagen vervangende hechtenis passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
  • 23, 24c, 63, 139h, 254ba, 285, 350 Wetboek van Strafrecht
  • 107, 163, 176, 177 Wegenverkeerswet 1994
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 3 en 5 tot en met 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn;
ten aanzien van feit 3:
openbaar maken van een visuele weergave van seksuele aard van een persoon, terwijl diegene weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn;
ten aanzien van feit 5:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van feit 6:
overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
ten aanzien van feit 7:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tot en met 3, 5 en 6 tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 7 tot:
een geldboete van € 150;
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van 3 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.C.J. Vriend, voorzitter,
mr. D.L.S. Ceulen, rechter,
mr. S. Katib, rechter,
in tegenwoordigheid van mrs. I.C. Melieste en M. van Doesburg griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2025.