Uitspraak
Gezag / omgang / informatie
Beschikking op het op 27 mei 2024 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
[voogd 1] en [voogd 2] ,
Procedure
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot hervatting van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedag] 2019. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl, heeft verzocht om het ouderlijk gezag te herstellen, stellende dat zij duurzaam in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochter te dragen. Dit verzoek is gedaan na een eerdere beëindiging van het gezag door de rechtbank Noord-Nederland in 2019, waarbij de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen als voogden zijn aangesteld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder de psychische toestand van de moeder, die eerder als problematisch werd beschouwd. Een recente verklaring van psychiater M. Niesink, die stelde dat de moeder niet langer lijdt aan schizofrenie, werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige is, gezien de hechte band die de minderjarige heeft met haar huidige voogden en het beperkte contact dat zij met de moeder heeft.
Daarnaast heeft de moeder verzocht om een omgangsregeling, waarbij zij meer contact met haar dochter zou willen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de huidige regeling, waarbij de moeder viermaal per jaar gedurende één uur contact heeft met de minderjarige, in het belang van de minderjarige is en dat uitbreiding van deze regeling niet haalbaar is. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de voogden de moeder maandelijks per e-mail op de hoogte houden van de ontwikkelingen rondom de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot hervatting van het ouderlijk gezag en de uitbreiding van de omgangsregeling afgewezen.