ECLI:NL:RBDHA:2025:14422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/667010 / FA RK 24-3776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot hervatting van ouderlijk gezag en omgangsregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot hervatting van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op [geboortedag] 2019. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl, heeft verzocht om het ouderlijk gezag te herstellen, stellende dat zij duurzaam in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van haar dochter te dragen. Dit verzoek is gedaan na een eerdere beëindiging van het gezag door de rechtbank Noord-Nederland in 2019, waarbij de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen als voogden zijn aangesteld.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de feiten, waaronder de psychische toestand van de moeder, die eerder als problematisch werd beschouwd. Een recente verklaring van psychiater M. Niesink, die stelde dat de moeder niet langer lijdt aan schizofrenie, werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het herstel van het gezag niet in het belang van de minderjarige is, gezien de hechte band die de minderjarige heeft met haar huidige voogden en het beperkte contact dat zij met de moeder heeft.

Daarnaast heeft de moeder verzocht om een omgangsregeling, waarbij zij meer contact met haar dochter zou willen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de huidige regeling, waarbij de moeder viermaal per jaar gedurende één uur contact heeft met de minderjarige, in het belang van de minderjarige is en dat uitbreiding van deze regeling niet haalbaar is. De rechtbank heeft ook een informatieregeling vastgesteld, waarbij de voogden de moeder maandelijks per e-mail op de hoogte houden van de ontwikkelingen rondom de minderjarige. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot hervatting van het ouderlijk gezag en de uitbreiding van de omgangsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3776
Zaaknummer: C/09/667010
Datum beschikking: 28 juli 2025

Gezag / omgang / informatie

Beschikking op het op 27 mei 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[voogd 1] en [voogd 2] ,

de voogden,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. G.R. Dorhout-Tielken te Soest.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift met producties.
Op 11 juni 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de voogden met hun advocaat, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt primair tot wijziging van de beschikking van 5 juli 2022 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, en de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over na te noemen minderjarige. Subsidiair wordt verzocht een omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarige, [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), eerst een keer per maand een dagdeel in het weekend onbegeleide omgang met de moeder heeft en bij goed verloop uitbreiding daarvan naar een regeling waarbij [minderjarige] een keer per maand van vrijdag uit school tot zondagavond 18.00 uur bij de moeder verblijft, dan wel een regeling vast te stellen die de rechtbank juist acht. Voorts wordt verzocht een informatieregeling vast te stellen waarbij de voogden de moeder maandelijks per e-mail informeren over [minderjarige] , en dat zij elke maand een recente goed gelijkende kleurenfoto aan de moeder sturen. Al het voorgaande voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De voogden hebben verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Uit de moeder is op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] geboren: [minderjarige] .
- [minderjarige] is vanaf haar geboorte tot 15 mei 2019 onder toezicht gesteld geweest van Stichting Jeugdbescherming Noord te Assen.
- Bij beschikking van 15 mei 2019 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, is het ouderlijk gezag van de moeder beëindigd, zulks met benoeming van de Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, gevestigd te Assen, tot voogden.
- Bij beschikking van 15 januari 2020 van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, zijn Stichting Jeugdbescherming Noord en Veilig Thuis Groningen, gevestigd te Assen, ontslagen uit de voogdij en is de Stichting Jeugdbescherming west Zuid Holland tot voogd over [minderjarige] benoemd.
- Bij beschikking van 5 juli 2022 van de rechtbank Den Haag, is de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland ontslagen uit de voogdij over [minderjarige] en zijn de hiervoor vermelde voogden belast met de voogdij over [minderjarige] .
- [minderjarige] heeft de hoofdverblijfplaats bij de voogden.

Beoordeling

Herstel ouderlijk gezag
Op grond van artikel 1:277 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank de ouder wiens gezag is beëindigd, op zijn verzoek in het gezag herstellen indien: a. herstel in het gezag in het belang van de minderjarige is, en b. de ouder duurzaam de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat is te dragen.
De moeder heeft gesteld dat zij duurzaam in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Recent is gebleken dat er geen sprake is van psychiatrische problematiek. De grond, waarop haar gezagsbeëindiging is uitgesproken, is dus komen te vervallen.
Als bewijs van haar stelling heeft de moeder een afsluitbrief van 21 maart 2024 van M. Niesink, als psychiater werkzaam bij VW FACT te Emmen overgelegd. Verkort samengevat verklaart deze psychiater dat bij de jaren geleden gestelde diagnose schizofrenie hoogstwaarschijnlijk sprake was van een mate van ontregeling, waarschijnlijk sterk gestuurd vanuit angst en paniek, maar dat niet gesproken kan worden over een diagnose schizofrenie. De psychiater valt met name het ontbreken van symptomatologie op, naast het ontbreken van andere tekenen die laten zien dat sprake is van een onderliggend ziek brein. Volgens de psychiater werden positieve symptomen, noch wanen gedurende de behandeling van de moeder de afgelopen twee jaar waargenomen. Ook niet in een periode van bijna anderhalf jaar dat de moeder zonder depot functioneerde.
De moeder heeft aangevoerd dat zij een secretariële opleiding heeft afgerond en vrijwilligerswerk verricht. Zij vindt dat zij in staat is om [minderjarige] op te voeden en haar een veilig opvoedklimaat te bieden, zodat [minderjarige] zich zo optimaal mogelijk kan ontwikkelen. In het geval zij het gezag krijgt, zal zij [minderjarige] de structuur en sturing geven die [minderjarige] nodig heeft en zal zij [minderjarige] contact laten houden met haar huidige voogden. Volgens de moeder hebben [minderjarige] en zij een hechte, warme band en een goed contact met elkaar en is [minderjarige] bij haar op haar gemak.
De voogden betwisten dat herstel van het gezag in het belang van [minderjarige] is. Volgens de voogden is de moeder ook niet duurzaam in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen.
Gelet op hetgeen uit de inhoud van het dossier en ter zitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat niet wordt voldaan aan de in artikel 1:277 BW genoemde gronden voor gezagsherstel, zodat het verzoek van de moeder zal worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat herstel van het gezag niet in het belang van [minderjarige] is. De moeder heeft tijdens de zitting aangegeven dat het haar bedoeling is dat [minderjarige] na het gezagsherstel bij haar komt wonen. [minderjarige] is echter gehecht aan haar voogden die haar vanaf de eerste week na haar geboorte verzorgen en opvoeden. Daarbij komt dat sinds de geboorte [minderjarige] een zeer beperkt contact met de moeder heeft, thans viermaal per jaar gedurende één uur op het kantoor van - en onder begeleiding van een medewerker van de pleegzorginstelling. Ook is niet vast komen te staan dat de moeder duurzaam in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Met de brief van de psychiater is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. In de beschikking van 15 mei 2019 hebben namelijk meer omstandigheden dan enkel de gediagnosticeerde schizofrenie ten grondslag gelegen aan de beëindiging van het gezag.
De omgang
De moeder betreurt het dat haar omgangscontacten met [minderjarige] zo summier zijn en dat zij zo weinig wordt betrokken in het leven van [minderjarige] . Zij is bang dat er nooit zal worden toegekomen aan de uitbreiding van de omgang. De moeder voert aan dat het in het belang van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] is dat zij een kans krijgt om de band met [minderjarige] verder op te bouwen. Hoewel de moeder graag snel een frequent en ruim contact met [minderjarige] zou willen hebben, begrijpt zij dat het niet op korte termijn haalbaar is. Zij heeft een opbouwende regeling voorgesteld.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen. Meer en onbegeleid contact acht de rechtbank niet in het belang van [minderjarige] . De huidige omgang, waarbij de moeder viermaal per jaar gedurende een uur op het kantoor van de pleegzorginstelling contact met [minderjarige] heeft, verloopt namelijk al moeizaam. Dat de omgang plaatsvindt bij de pleegzorginstelling en onder begeleiding, vindt zijn oorsprong in de omstandigheid dat de voogden een verwijtend wantrouwen van de moeder ervaren. Fysiek contact tussen de voogden en de moeder wordt daarom niet constructief geacht. Pleegzorgbegeleiding is daarnaast ook nodig omdat de moeder moeilijk aansluiting vindt bij de behoeften van [minderjarige] .
De rechtbank is wel van oordeel dat het voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is dat zij contact met haar moeder blijft houden. De rechtbank zal voor de duidelijkheid richting alle betrokkenen daarom de huidige praktijk als regeling in deze beschikking vastleggen. De rechtbank merkt daarbij op dat telkens moet worden bekeken of een uitbreiding van het contact mogelijk is en dat een gepland contact – dat door omstandigheden niet door is gegaan – binnen afzienbare termijn moet worden ingehaald.
De informatieregeling
Ter zitting hebben de voogden en de moeder verklaard dat de huidige informatieregeling, waarbij de moeder eenmaal per maand per e-mail informatie ontvangt over [minderjarige] , conform het verzoek van de moeder kan worden vastgelegd. Gelet op het belang van [minderjarige] beslist de rechtbank dienovereenkomstig.

BeslissingDe rechtbank:

bepaalt dat de minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2019 te [geboorteplaats] , viermaal per jaar gedurende één uur, op kantoor van - en onder begeleiding van de pleegzorginstelling, contact met de moeder heeft;
bepaalt dat de moeder van de voogden maandelijks per e-mail een update en een goed gelijkende recente kleurenfoto van [minderjarige] krijgt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, bijgestaan door
V. van den Hoed-Koreneef als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 juli 2025.