ECLI:NL:RBDHA:2025:1440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
09/852024-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting van twee auto’s in Waddinxveen met gemeen gevaar voor goederen

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van brandstichting van twee auto’s in Waddinxveen op 7 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een Volvo V70 en een Ford Fiesta. De brandstichting vond plaats in een periode waarin er veel brandstichtingen van auto’s in Waddinxveen plaatsvonden, wat bijdroeg aan gevoelens van onveiligheid onder de inwoners. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van brandstichting, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de feiten, de omstandigheden van de verdachte en de ernst van het gepleegde feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/852024-21
Datum uitspraak: 6 februari 2025
Tegenspraak (279 Sv)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Pakistan),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 22 januari 2025 en 23 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Kooij en van hetgeen door de bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman van de verdachte, mr. G.M. Terlingen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 maart 2020 te Waddinxveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk brand heeft gesticht door telkens open vuur in aanraking te brengen met een of meer auto's, te weten:
- een Volvo V70 (kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [naam 1] en/of- een Ford Fiesta (kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [naam 2] , althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die auto's geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto's en/of in de buurt staande andere auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer DH7R020018, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 1040).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 7 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 553-554):
Op 6 maart 2020 omstreeks 22:30 uur heb ik mijn auto geparkeerd op de Amalia van Solmsstraat te Waddinxveen. Op 7 maart 2020 omstreeks 2:30 uur werd er bij mijn woning aangebeld en zag ik dat mijn auto in brand stond. Nadat het vuur geblust was zag ik dat mijn gehele voorzijde van mijn auto was uitgebrand.
Merk/type: Volvo V70
Kenteken: [kenteken 1]
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 7 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 556-557):
Op 6 maart 2020 omstreeks 22:00 uur heb ik mijn auto geparkeerd op de Amalia van Solmsstraat te Waddinxveen. Ik ben mijn bed in gegaan waarna ik om 2:00 uur in de nacht een doffe klap hoorde. Ik zag dat er een auto in brand stond. Ik zag dat dit de auto was die naast mijn auto stond. Ik zag bij daglicht dat mijn voertuig aan de achterzijde volledig was vervormd door de hitte.
Merk/type: Ford Fiesta
Kenteken: [kenteken 2]
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 569):
Op 7 maart 2020, omstreeks 2:00 uur, kreeg ik, verbalisant, de melding dat er een autobrand gaande was op de Amalia van Solmsstraat te Waddinxveen. Ter plaatse zag ik dat er vlammen uit de voorzijde van een Volvo kwamen. Ik zag dat er op de weg, ongeveer twee meter achter de Volvo, een open plastic wasbenzine fles lag.
4. Een los geschrift, te weten een NFI-rapport onderzoek naar de aanwezigheid van
dactyloscopische sporen van 16 juni 2020, zaaknummer 2020.03.12.154 (aanvraag 002), voor zover inhoudende:
SIN: AANP7543NL
Omschrijving volgens het aanvraagformulier: Fles (wasbenzine fles, brandschade aan de hals van de fles)
Na de behandeling met de damp van cyanoacrylaat werden acht dactyloscopische sporen zichtbaar op de fles [AANP7543NL]. Deze sporen zijn gemerkt als AANP7543NL#D01 tot en met #D08 en fotografisch vastgelegd, omdat deze geschikt zijn bevonden voor een beoordeling door een forensisch deskundige op het gebied van een vergelijkend dactyloscopisch onderzoek.
De dactyloscopische sporen AANP7543NL#D01 tot en met #D08 zijn na de fotografische vastlegging bemonsterd door de divisie Biologische Sporen ten behoeve van het DNA-onderzoek.
5. Het proces-verbaal resultaat onderzoek dactyloscopische sporen, opgemaakt op 17 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 570-571):
Overzicht dactyloscopische sporen
Spoornummer: PL1500-2020066287-112129
SIN: AANP8338NL
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Wijze veiligstellen: Foto
Plaats veiligstellen: Bovenkant fles
Bijzonderheden: : Door het NFI veiliggesteld onder nummer aanp7543nl#d01
6. Een geschrift, te weten het rapport dactyloscopisch onderzoek van 13 juli 2020, voor zover inhoudende (p. 573-574):
Kenmerk Havank: 07070720000100100
Kenmerk spoor: AANP8338NL
Resultaat dactyloscopisch onderzoek
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd in Havank onder:
Biometrienummer: 310002124348
Incidentnummer: 313401115761
Achternaam: Mangal
Voornamen: Arian
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor 07070720000100100 en de afbeelding van de linker wijsvinger van incidentnummer 313401115761 geregistreerd in Havank onder biometrienummer 310002124348. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein.
7. Een geschrift, te weten een NFI-rapport (vergelijkend) DNA-onderzoek naar aanleiding van een brandstichting in Waddinxveen op 7 maart 2020 van 19 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 585-587):
Politie Eenheid Den Haag heeft verzocht om van het referentiemateriaal WAAH1028NL van verdachte [verdachte] een DNA-profiel te vervaardigen en dit DNA-profiel te vergelijken met het eerder in deze zaak verkregen DNA-profiel AANP7543NL#04, gekoppeld aan onbekende man.
Uit de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek is geconcludeerd dat het DNA in bemonstering AANP7543NL#04 afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] .
DNA-profiel AANP7543NL#04 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] , dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon.
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 26 mei 2020, voor zover inhoudende (p. 640-643):
Binnen onderzoek Tango werd de gsm van [medeverdachte] in beslag genomen voor onderzoek. Op de gsm is een filmpje aangetroffen wat gemaakt is op 6 maart 2020 om 21.29 uur. Op dit filmpje zijn 2 personen te zien de kleinste van de twee personen herken ik als [verdachte] . Ik herken hem aan zijn gezicht, zijn baard en zijn neus.
Op 7 maart 2020 omstreeks 01.57 uur kwam er bij de politie melding van een autobrand binnen op de Amalia van Solmsstraat. In verband met de serie autobranden in Waddinxveen werden er zogenaamde openbare orde camera’s geplaatst door de gemeente Waddinxveen. De beelden voorafgaand aan de autobrand werden opgevraagd. Op de beelden was te zien dat er omstreeks 01.48 twee verdachten te zien waren.
Op de route richting de Amalia van Solmstraat zijn de verdachten omstreeks 01.51 uur langs de camera’s van snackbar de Bulldog gelopen.
Op de route richting de Amalia van Solmstraat zijn de verdachten omstreeks 01.53 uur langs de camera's van een particulier gelopen aan de Frederick Hendricklaan.
Overeenkomsten
Tussen de verschillende bewakingsbeelden van 7 maart 2020 tussen 01.48 en 01.53 en het filmpje gemaakt op 6 maart 2020 om 21.29 uur zijn de volgende overeenkomsten waar te nemen tussen [verdachte] op 6 maart en de kleine verdachte met capuchon op 7 maart:
-zwarte korte jas met capuchon
-donkere broek
-donkere schoenen met dikke witte zool, onderkant zool ook wit.
Conclusie
Gezien bovenstaande kan gezegd worden dat [verdachte] op basis van de kleding die hij op 6 maart 2020 om 21.29 uur droeg voldoet aan het signalement van de verdachte met de capuchon die op 7 maart 2020 zeer kort voor de brandstichting op verschillende bewakingsbeelden is vastgelegd.
9. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende waarneming brandweer, opgemaakt op 29 maart 2020, voor zover inhoudende (p. 618-619):
Bevelvoerder [naam 3] van de brandweer heeft mij via email geïnformeerd over de brand en de gevaarzetting daarvan. Uit zijn verslag en aangeleverde melding zijn de volgende punten vastgesteld:
- Voertuigbrand;
- De brand veroorzaakte gevaar voor andere auto’s;
- De brand was aan de voorkant aangestoken.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De brand
Op 7 maart 2020 omstreeks 1:57 uur is er melding gedaan van een autobrand op de Amalia van Solmsstraat te Waddinxveen. Ter plaatse is door een verbalisant geconstateerd dat een personenauto – een Volvo – in brand stond en dat op ongeveer twee meter afstand van deze auto een deels gesmolten open fles met wasbenzine lag. Diezelfde dag is door [naam 1] aangifte gedaan van brandstichting van zijn auto (een Volvo V70 met kenteken [kenteken 1] ). Daarnaast heeft [naam 2] aangifte gedaan van brandstichting van zijn auto (een Ford Fiesta met kenteken [kenteken 2] ). Zijn auto stond geparkeerd naast de brandende Volvo en daardoor is zijn auto aan de achterzijde volledig vervormd door de hitte.
De brandstichting van de Volvo V70
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of vastgesteld kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van brandstichting van de Volvo V70. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
De genoemde fles met wasbenzine is onderzocht op vingerafdrukken en DNA. Zowel het onderzoek naar de vingerafdrukken als het DNA-onderzoek geeft een match met de verdachte. Daarnaast heeft een verbalisant camerabeelden bekeken en geconstateerd dat rondom het tijdstip en de locatie van de autobrand twee personen zich steeds dichter richting de Amalia van Solmsstraat bewegen. Deze verbalisant concludeert aan de hand van een filmpje, gemaakt op 6 maart 2020 om 21:29 uur en aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , dat de verdachte wat betreft de kleding die hij op 6 maart 2020 om 21.29 uur droeg voldoet aan het signalement van de verdachte met de capuchon die op 7 maart 2020 zeer kort voor de brandstichting op verschillende bewakingsbeelden is vastgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, uit de combinatie van de resultaten van het onderzoek naar vingerafdrukken en DNA-sporen, de aangetroffen fles met wasbenzine en het overeenkomende signalement tussen één van de personen die op de camerabeelden in verband met de autobrand is gezien en de verdachte, geconcludeerd moet worden dat de verdachte in vereniging met een ander de brand heeft gesticht. Verder volgt uit de bewijsmiddelen dat ook sprake was van gevaar voor andere auto’s in de straat. Daarom is de rechtbank van oordeel dat bij de brand sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
De Ford Fiesta
De rechtbank is voorts van oordeel dat het medeplegen van de brandstichting door de verdachte van de Ford Fiesta wettig en overtuigend is bewezen. Het is een feit van algemene bekendheid dat goederen in dichte nabijheid van een brandend voorwerp sterk het risico lopen om in aanraking te komen met extreme hitte of vuur en daardoor zelf vlam kunnen vatten. Met het medeplegen van de brandstichting van de Volvo heeft de verdachte dan ook bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de direct naast de Volvo geparkeerde auto, de Ford Fiesta, in aanraking zou komen met open vuur.
Conclusie
De rechtbank acht het medeplegen van brandstichting van de Volvo V70 en de Ford Fiesta bewezen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 7 maart 2020 te Waddinxveen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met auto's, te weten een Volvo V70 (kenteken [kenteken 1] ), toebehorende aan [naam 1] , en een Ford Fiesta (kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [naam 2] , althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die auto's geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor die auto's en in de buurt staande andere auto's te duchten was.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair zestig dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van brandstichting van twee auto’s. Brandstichting is een (potentieel) bijzonder destructief en gevaarzettend feit. Dit geldt temeer voor brandstichtingen aan auto’s, in de buurt van andere auto’s, waarin zich brandgevaarlijke stoffen zoals benzine bevinden. Daarnaast heeft de brandstichting plaatsgevonden in een periode waarin zeer veel auto’s in Waddinxveen in brand werden gestoken. Met zijn handelen heeft de verdachte dan ook bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid bij de inwoners van Waddinxveen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van 22 januari 2025 van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Wel is de verdachte sinds 2020 voor andere strafbare feiten veroordeeld, waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 21 januari 2025 over de verdachte, waaruit volgt dat de verdachte hulpverlening heeft gekregen ten behoeve van huisvesting en het verkrijgen van een uitkering. Daarnaast ontvangt de verdachte psychische ondersteuning bij de aanpak van somberheidsklachten. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De verdachte heeft sinds kort een eigen huurwoning en een goed lopend traject in de hulpverlening. Een gevangenisstraf zou dit onderbreken, hetgeen de reclassering als niet wenselijk acht. De verdachte wordt door de reclassering geschikt bevonden een taakstraf uit te voeren.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van het feit, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank constateert echter dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn en ziet daarin, alsmede in de beschreven persoonlijke omstandigheden van de verdachte, reden om in strafmatigende zin van voornoemd uitgangspunt af te wijken.
Alles afwegende acht de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Dit om enerzijds de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

7.De vordering van de benadeelde partij

Als benadeelde partij hebben zich in het strafproces gevoegd
- [naam 4] , met een schadevergoeding van € 3.354,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit materiële schade;
- [naam 5] , met een schadevergoeding van € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit materiële schade;
- [naam 6] , met een schadevergoeding van € 7.629,14, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit materiële schade;
- [naam 1] , met een schadevergoeding van € 75.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partijen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] hebben geen betrekking op het aan de verdachte ten laste gelegde feit. Daarom verklaart de rechtbank deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [naam 1] is niet met een toelichting of nadere stukken onderbouwd. Op basis van de vordering zoals deze is ingediend kan de rechtbank niet vaststellen dat de benadeelde partij de door hem gestelde schade heeft geleden. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank verklaart deze benadeelde partij wegens een gebrek aan onderbouwing niet-ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
taakstrafvoor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op twee uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt dat die straf
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 1] niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder de eigen proceskosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Krans, voorzitter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Aksu, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2025.