ECLI:NL:RBDHA:2025:1429
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering digitale hoorzitting in bezwaarprocedure door commissie van bezwaar en beroep
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker behandeld. Verzoeker, woonachtig in Duitsland, is het niet eens met de beslissing van de commissie van bezwaar en beroep om de hoorzitting fysiek te laten plaatsvinden. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en verzocht om een digitale hoorzitting, vanwege de lange reistijd. De voorzieningenrechter oordeelt dat de weigering van verweerder om de hoorzitting digitaal te faciliteren een procedurebeslissing is in de zin van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze beslissing is genomen in het kader van de voorbereiding op de beslissing op bezwaar die door het college van bestuur van de Universiteit Leiden zal worden genomen. De voorzieningenrechter stelt vast dat deze beslissing niet vatbaar is voor bezwaar of beroep, tenzij deze de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft, wat in dit geval niet is aangetoond.
De voorzieningenrechter concludeert dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker kan zijn bezwaren tegen de gang van zaken omtrent de hoorzitting naar voren brengen in een eventuele beroepsprocedure na de beslissing op bezwaar. Aangezien het spoedeisend belang ontbreekt, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.