ECLI:NL:RBDHA:2025:14215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
NL25.21369
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die asiel heeft aangevraagd, heeft tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 8 mei 2025, hield in dat de aanvraag van verzoekster niet in behandeling werd genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De zitting vond plaats op 22 juli 2025, waar verzoekster aanwezig was met haar gemachtigde en een tolk. De Minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met een ander beroep dat verzoekster had ingesteld (zaaknummer NL25.21368).

De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak van 31 juli 2025 geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep in de andere zaak. Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.21369

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Procesverloop

1. Bij besluit van 8 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL25.21368). Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, tezamen met de zaak NL25.21368, op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Overwegingen

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.21368, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N. Walstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.