ECLI:NL:RBDHA:2025:14157

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
31 juli 2025
Zaaknummer
C/09/686295 / KG ZA 25-520
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verwijdering van GVM-lijst door gedetineerde

In deze zaak vordert een gedetineerde, aangeduid als '[eiser]', de verwijdering van de GVM-lijst, waarop hij is geplaatst vanwege een verhoogd risico op liquidatie. De gedetineerde is sinds 6 juni 2016 in detentie en is in 2019 veroordeeld tot achttien jaar gevangenisstraf voor het medeplegen van een moord. De selectiefunctionaris heeft hem op 13 november 2019 op de GVM-lijst geplaatst, met het risicoprofiel 'hoog', en deze status is herhaaldelijk gehandhaafd op basis van informatie over zijn criminele activiteiten en connecties met gewelddadige groepen. De gedetineerde stelt dat de plaatsing op de GVM-lijst onrechtmatig is, omdat deze is gebaseerd op anonieme meldingen waarvan de betrouwbaarheid niet kan worden vastgesteld. De Staat, vertegenwoordigd door de Ministerie van Justitie en Veiligheid, voert verweer en stelt dat de meldingen serieus genomen moeten worden gezien de achtergrond van de gedetineerde. De voorzieningenrechter oordeelt dat de selectiefunctionaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, gezien de criminele achtergrond van de gedetineerde en de anonieme meldingen die wijzen op een dreiging. De vordering van de gedetineerde wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van de Staat.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/686295 / KG ZA 25-520
Vonnis in kort geding van 8 juli 2025
in de zaak van
[eiser]gedetineerd in de PI [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. T.S. van der Horst te Utrecht,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Justitie en Veiligheid)te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. T.J. Crom te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [eiser] ’ en ‘de Staat’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 juni 2025 met producties;
- de conclusie van antwoord met daarbij de producties 1 en 2;
- de op 24 juni 2025 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[eiser] is ook bekend onder de naam [bijnaam eiser] . [eiser] is gedetineerd vanaf 6 juni 2016. Het gerechtshof Amsterdam heeft [eiser] bij arrest van 19 maart 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaar voor het medeplegen van een moord. Het hof heeft in het arrest onder meer het volgende overwogen:
“Hoewel het hof geen inzicht heeft gekregen in de achtergronden en het uiteindelijke motief voor deze moord, kan op basis van de voorbereiding en de uitvoering van de levensberoving van [slachtoffer] (op hem zijn 13 kogels afgevuurd (…)) worden vastgesteld dat het hier gaat om een koelbloedige liquidatie waarbij de verdachte, hoewel deze niet zelf de fatale schoten heeft gelost, een cruciale, actieve, organiserende en coördinerende rol heeft gespeeld. Hoe de verdachte misbruik makend van de hem bekende zwaktes van [slachtoffer] en van het vertrouwen dat deze in hem stelde, [slachtoffer] naar de plaats heeft geleid waar hij als een ‘sitting duck’ kon worden afgeschoten, getuigt van een buitengewoon kil, berekenend en genadeloos karakter.”
Ook heeft het hof geoordeeld dat het strafblad van [eiser] een sterke aanwijzing vormt dat het bewezenverklaarde feit niet als iets anders moet worden beschouwd dan het zoveelste resultaat van de zwaar criminele levenshouding waarvan de verdachte al geruime tijd blijk geeft. Daarbij heeft het hof vermeld dat de meest in het oog springende eerdere veroordelingen betreffen medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd, diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een afpersing. Het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Amsterdam is door de Hoge Raad bij arrest van 4 februari 2020 verworpen.
2.2.
De selectiefunctionaris heeft [eiser] op 13 november 2019 op GVM-lijst geplaatst, met het risicoprofiel ‘hoog’. [eiser] is tot 11 september 2024 doorlopend op de GVM-lijst gehouden, laatstelijk met de risico-indicatie ‘verhoogd’. Het operationeel overleg (het OO) heeft in de tussenliggende periode herhaaldelijk informatie vanuit de PI (waar [eiser] verbleef) aangehaald op grond waarvan de selectiefunctionaris tot handhaving van een GVM-status is gekomen. Het betrof onder meer de volgende omstandigheden:
  • [eiser] zou deel uitmaken van de Greengang. Deze rapgroep is in 2009 een aantal keer negatief in het nieuws geweest vanwege aan Greengang gerelateerde schietpartijen. Daarbij is genoemd dat er sinds 2012 een reeks aan liquidaties is die samenhang hebben met betrekking tot de zogenoemde Wereld1 (Mocro-oorlog) en dat op alle leden die deel uitmaken van deze ‘Wereld 1’ een latente liquidatiedreiging rust, gezien het aantal afrekeningen dat heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren. Daarbij is vermeld dat [eiser] aan dat CSV (crimineel samenwerkingsverband) wordt gelieerd;
  • [eiser] zou continue in staat zijn over telefoons te beschikken;
  • door het Openbaar Ministerie is naar voren gebracht dat uit PGP-gesprekken blijkt dat er een dreiging is in de richting van [eiser] ;
  • [eiser] wordt verdacht van mishandeling van een medegedetineerde, en ook is gememoreerd dat [eiser] in 2019 geweld tegen personeel heeft gebruikt.
2.3.
In 2021 heeft [eiser] nog een kortgedingprocedure gevoerd waarin hij is opgekomen tegen zijn plaatsing op de GVM-lijst. Deze vordering is bij vonnis van 23 september 2021 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank afgewezen.
2.4.
Op 11 september 2024 is [eiser] van de GVM-lijst gehaald. In het OO dat daaraan vooraf is gegaan is informatie vanuit de PI [plaats 2] besproken waaruit volgde dat [eiser] zich goed gedroeg op de afdeling. Ook is besproken dat er vanuit het GRIP geen nieuwe informatie was binnengekomen omtrent het liquidatiegevaar, en ook dat de PI geen aanwijzingen had dat er op dat moment nog een liquidatiegevaar aanwezig was.
2.5.
Op 5 februari 2025 is rapper [naam 2] in Amsterdam neergeschoten.
2.6.
Op 27 maart 2025 heeft een onbekend persoon telefonisch contact opgenomen met het Team Criminele Inlichtingen (TCI) Eenheid Amsterdam. Het GRIP heeft op een later moment gerapporteerd over deze melding (zie hierna 2.8).
2.7.
Ook is op 27 maart 2025 door een onbekend persoon naar de portier van de PI [plaats 2] gebeld. Deze persoon heeft gezegd dat [eiser] een mobiele telefoon in zijn bezit had, waarmee hij overdag zou bellen en liquidaties zou voorbereiden. Ook heeft deze persoon gezegd dat [eiser] een ontsnappingsplan zou voorbereiden omdat hij bang zou zijn voor een nieuwe (straf)zaak.
2.8.
Op 9 april 2025 is er een GRIP-rapport over [eiser] uitgebracht. Hierin staat onder meer het volgende vermeld:
“(…)
Het team GRIP(…) heeft onderstaande informatie ontvangen.
Bij het Team Criminele Inlichtingen (TCI) is in de maand maart 2025 de navolgende informatie binnengekomen:
Op donderdag 27 maart is er telefonisch contact opgenomen met het Team Criminele Inlichtingen Eenheid Amsterdam door een persoon welke anoniem wilde blijven.
Deze persoon wilde derhalve niet zijn/haar naam geven. Hierdoor is de identiteit van deze persoon niet verder bekend geworden. Deze persoon deelde mede:
“Ene [naam 1] (fonetisch) heeft een groot geldbedrag betaald aan rapper [bijnaam eiser] om rapper [naam 2] te vermoorden. Deze [naam 1] zou regelmatig bij [bijnaam eiser] in de PI [plaats 2] op bezoek gaan. [bijnaam eiser] heeft een telefoon op cel en is nu de jongens uit de Bijlmer-Kraaienest aan het ronselen om rapper [naam 2] te vermoorden. Deze rapper [naam 2] zou mogelijk iets hebben opgeblazen van [naam 1] daarom wil [naam 1] hem nu laten liquideren. [naam 1] zou een serieuze jongen zijn, die een dure woning in Almere zou hebben die niet op zijn naam staat.`
Uit onderzoek is voorts gebleken dat:
[naam 1] is vermoedelijk genaamd [naam 1] , geboren [geboortedatum 1] 1992 te [geboorteplaats] (conform politieadministratie/BRP)
Rapper [bijnaam eiser] is genaamd [eiser] , geboren [geboortedatum 2] 1992 te [geboorteplaats] (conform politieadministratie/BRP)
Rapper [naam 2] is genaamd [naam 2] , geboren [geboortedatum 3] 2000 te [geboorteplaats] (conform politieadministratie/BRP)
Deze informatie is voorgelegd aan de officier van justitie van het Landelijk Parket belast met GRIP-zaken. Op verzoek van deze officier van justitie is de in dit rapport voornoemde informatie weergegeven.
(…)”
2.9.
Op 17 april 2025 is [eiser] van de PI [plaats 2] overgeplaatst naar de PI [plaats 1] .
2.10.
Op 11 mei 2025 is een nieuwe anonieme telefonische melding over [eiser] binnengekomen bij de PI [plaats 2] . Uit het OO-verslag van 14 mei 2025 volgt dat de beller heeft aangegeven dat [eiser] ‘afgelopen vrijdag’ bezoek had ontvangen van een persoon die hem onder druk zou hebben gezet om iemand te liquideren.
2.11.
Het OO heeft [eiser] op 14 mei 2025 besproken. In de verslaglegging daarvan staat het volgende vermeld:
Informatie vanuit PI [plaats 1]
Informatie vanuit het GRIP
Er zijn verschillende (anonieme) meldingen over betrokkene gedaan, zowel bij de PI [plaats 2] als bij de politie (TCI). In de melding bij de PI werd op 27 maart 2025 gesteld dat betrokkene in het bezit zou zijn van een mobiele telefoon, en dat hij daarmee (moord)opdrachten zou geven. Ook zou hij een ontsnappingsplan voorbereiden. Uit de melding bij de politie van 27 maart 2025 blijkt betrokkene een persoon die bij hem meerdere keren op bezoek kwam, 8 keer zo bleek uit onderzoek, een groot geldbedrag heeft geboden om ‘een andere rapper om te laten leggen´. Betrokkene zou een telefoon op cel hebben en de jongens ronselen om hier uitvoering aan te geven. Op 11 mei 2025 is een nieuwe telefonische melding binnengekomen bij de PI [plaats 2] . De beller gaf dat aan dat betrokkene afgelopen vrijdag bezoek had ontvangen van een persoon die betrokkene onder druk zou hebben gezet om iemand te liquideren.
Informatie vanuit de PI
Betrokkene maakt deel uit van het CSV van Taghi en wordt hij gelinkt aan Zone 6. Tijdens zijn verblijf in PI [plaats 2] is er via een telefoongesprek met de portier doorgegeven dat betrokkene een telefoon op cel heeft en hiermee moordopdrachten(C) zou doorgeven en dat hij een ontsnappingspoging aan het regelen is. In totaal is er 2x gebeld naar de PI met dezelfde boodschap. Vanwege de vele signalen (hij heeft een groot netwerk binnen PI [plaats 2] , er zijn veel gedetineerden die hem willen helpen en bijstaan) is besloten om betrokkene over te plaatsen naar PI Krimpen.
Beoordeling: plaatsen verhoogd (C)
2.12.
De selectiefunctionaris heeft het advies van het OO gevolgd. [eiser] is op de GVM-lijst geplaatst op grond van
indicatie Cvan de Circulaire Gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico: (risico op) Liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde, in de categorie “verhoogd”.
2.13.
De heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ) is in 2024 acht keer in de PI bij [eiser] op bezoek geweest, en eenmaal in januari 2025. Daarna is hij door [eiser] van de bezoekerslijst gehaald. Uit onderzoek naar de melding van 11 mei 2025 is gebleken dat [eiser] voor de vrijdag daarvoor, op 9 mei 2025, een bezoekmoment heeft aangevraagd, zonder op te geven wie de bezoeker zou zijn. Er heeft zich die dag niemand gemeld als bezoeker en dit bezoekmoment heeft niet plaatsgevonden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert om de Staat te bevelen om hem binnen 48 uren na het te wijzen vonnis van de GVM-lijst te (doen) verwijderen, zulks met veroordeling van de Staat in de kosten van het geding.
3.2.
Daartoe voert [eiser] – samengevat – het volgende aan.
De Staat handelt onrechtmatig jegens [eiser] door hem zonder gebleken noodzaak op de GVM-lijst te plaatsen. De Staat heeft op basis van de drie aangehaalde anonieme telefonische meldingen niet kunnen concluderen dat sprake is van een (verhoogd) risico op liquidatie door [eiser] . De door de Staat gebruikte informatie betreft anonieme informatie, waarvan de herkomst en de betrouwbaarheid niet kan worden vastgesteld. Voor zover de informatie wel gecontroleerd kan worden, geldt daarbij dat de informatie aantoonbaar onjuist is. [eiser] wordt door de plaatsing op de GVM-lijst ernstig in zijn vrijheid beperkt en de plaatsing heeft vermoedelijk gevolgen voor toekomstige detentiefaseringsmogelijkheden.
3.3.
De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Op grond van artikel 22 lid 1 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Rspog) stelt de selectiefunctionaris risicoprofielen van gedetineerden vast. Het risicoprofiel wordt op grond van artikel 22 lid 2 van de Rspog vastgesteld aan de hand van de kenmerken van het delict waarvoor de gedetineerde is veroordeeld, gegevens over eventuele eerdere detentie en eventuele overige informatie, waaronder bevindingen van het GRIP.
4.2.
De procedure voor het bepalen van de risicoprofielen is beschreven in de Circulaire beleid gedetineerden met een vlucht- en/of maatschappelijk risico van 8 juli 2021 van de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: de GVM-circulaire). De GVM-circulaire noemt als doel het beheersen van de risico’s die de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) loopt met betrekking tot de veiligheid in de PI en/of samenleving. In de GVM-circulaire worden uitgangspunten en bevoegdheden voor het OO (als adviserend orgaan) uitgelegd en wordt de samenwerking tussen de DJI, het GRIP en het OM ten aanzien van GVM-gedetineerden beschreven. De GVM-circulaire vermeldt de indicaties A tot en met F op grond waarvan kan worden besloten om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen. Bij die plaatsing wordt onderscheid gemaakt tussen gedetineerden in de categorieën ‘verhoogd’, ‘hoog’ en ‘extreem’. Voor gedetineerden met het risicoprofiel ‘verhoogd’ geldt dat zij een dusdanige dreiging vormen voor de orde en veiligheid van de inrichting dat zij door het OO gemonitord moeten worden, maar geplaatst kunnen worden in elke PI met een normaal beveiligingsniveau.
4.3.
Het besluit om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen wordt genomen door de selectiefunctionaris, na advisering door het OO. De directeur van de PI stelt de gedetineerde schriftelijk op de hoogte van de plaatsing op de GVM-lijst. Daarbij informeert de directeur van de PI de gedetineerde over de (toezicht)maatregelen die worden opgelegd.
4.4.
In deze procedure gaat het niet om de rechtmatigheid van de door de directeur van de PI aan [eiser] opgelegde (toezicht)maatregelen, disciplinaire straffen en ordemaatregelen. Tegen de oplegging van deze maatregelen staat beklag en beroep open bij de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ).
4.5.
De vordering van [eiser] in deze procedure is erop gericht dat de voorzieningenrechter zich uitspreekt over de rechtmatigheid van de beslissing van de selectiefunctionaris om [eiser] op de GVM-lijst te plaatsen (categorie ‘verhoogd’), en om deze plaatsing te handhaven. De voorzieningenrechter kan zich hierover uitspreken als burgerlijke rechter omdat tegen de beslissing om een gedetineerde op de GVM-lijst te plaatsen als zodanig geen andere met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open staat, zodat de burgerlijke rechter als ‘restrechter’ fungeert.
4.6.
Bij de beoordeling van de beslissing van de selectiefunctionaris moet de voorzieningenrechter zich terughoudend opstellen, omdat de selectiefunctionaris een grote beoordelingsruimte heeft. Het gaat erom of de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn beslissing.
4.7.
De huidige plaatsing van [eiser] op de GVM-lijst is zoals gezegd gestoeld op indicatie C: (risico op) Liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde (in deze zaak: een liquidatiedreiging door [eiser] ). Aan deze beslissing van de selectiefunctionaris liggen de drie hierboven genoemde anonieme telefonische meldingen (twee van 27 maart 2025 en één van 11 mei 2025) ten grondslag. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de selectiefunctionaris deze meldingen, gelet op de achtergrond van [eiser] , in redelijkheid serieus kunnen nemen. Die achtergrond betreft in de eerste plaats het feit dat [eiser] is veroordeeld voor het medeplegen van een moord in het criminele milieu, waarbij het volgens het hof ging om “een koelbloedige liquidatie”, waarbij [eiser] een organiserende en coördinerende rol heeft gespeeld. In het arrest van 19 maart 2019 beschrijft het hof [eiser] bovendien als “buitengewoon kil, berekenend en genadeloos”. De achtergrond wordt in de tweede plaats ingekleurd door het strafblad van [eiser] dat, volgens het hof, een sterke aanwijzing vormt dat het bewezenverklaarde feit niet als iets anders moet worden beschouwd dan het zoveelste resultaat van zijn zwaar criminele levenshouding en dat hij eerder is veroordeeld wegens het medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd, diefstal met geweld, bedreiging met geweld en een afpersing. In de derde plaats wordt die achtergrond gevormd door de omstandigheid dat [eiser] tijdens zijn huidige detentie, gedurende bijna vijf jaar, te weten van 13 november 2019 tot 11 september 2024, op de GVM-lijst heeft gestaan op de gronden zoals beschreven in r.o. 2.2.
4.8.
Tegen die achtergrond is het begrijpelijk dat de selectiefunctionaris de drie meldingen, die erop neer komen dat [eiser] zich (weer) zou bezighouden met (het organiseren van) een liquidatie, serieus neemt. Aan [eiser] moet worden toegegeven dat de beller anoniem is zodat de herkomst van de informatie niet bekend is, maar dat betekent niet dat de informatie niet mag worden gebruikt door de selectiefunctionaris. Dat de meldingen anoniem zijn gedaan, is niet onbegrijpelijk omdat deze zien op een liquidatie binnen het criminele milieu en er voor een melder ernstige repercussies te verwachten zijn. Dit maakt de inhoud van meldingen niet op voorhand onbetrouwbaar. Anders dan [eiser] stelt, is voorshands niet gebleken dat de informatie aantoonbaar volledig onjuist is. De Staat heeft er terecht op gewezen dat uit onderzoek naar de meldingen is gebleken dat de persoon die in één van de meldingen werd genoemd als opdrachtgever voor de liquidatie van rapper [naam 2] ( [naam 1] ), [eiser] achtmaal heeft bezocht, en dat er in februari 2025 een poging is gedaan om rapper [naam 2] om te brengen. Dat, zoals [eiser] stelt, i) na inspectie van zijn cel niet is gebleken dat hij een telefoon op cel had, ii) [naam 1] niet regelmatig op bezoek is geweest aangezien zijn laatste bezoek van ruim twee maanden geleden dateerde, iii) hij overdag niet heeft gebeld om liquidaties voor te bereiden omdat dat praktisch ook onmogelijk is, iv) de mededeling over het voorbereiden van een ontsnappingsplan kennelijk ook door de Staat niet betrouwbaar is geacht omdat de indicatie vluchtgevaar niet aan zijn GVM-status ten grondslag is gelegd en v) hij op 9 mei 2025 niet is bezocht door een persoon die hem onder druk heeft gezet, waarbij geldt dat hij ook helemaal niet meer in de PI [plaats 2] (waar de melding is binnengekomen) verbleef, doet aan het voorgaande niet af.
4.9.
Het door [eiser] gevorderde zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 714,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.999,00
4.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
veroordeelt [eiser] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
5.4.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025.
ddg