ECLI:NL:RBDHA:2025:1410

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL24.30825
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek en nieuwe medicatie

Op 9 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Jankie, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Verzoeker had eerder een besluit van de minister van Asiel en Migratie ontvangen, waarin zijn verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 werd afgewezen. Dit besluit was genomen op 2 februari 2024 en het bezwaar hiertegen werd op 9 juli 2024 eveneens afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn bezwaar in Nederland kon afwachten.

Tijdens de zitting op 9 januari 2025, waar ook de gemachtigde van de minister, mr. A. Houben, en een tolk aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak direct uitspraak gedaan. In zijn beslissing heeft hij het verzoek van verzoeker toegewezen en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst tot een week na de beslissing op het beroep. Dit betekent dat verzoeker in deze periode recht houdt op opvang en voorzieningen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de gemachtigde van verzoeker op 8 januari 2025 een aanvullende brief van de psychiater heeft overgelegd, waarin nieuwe medicatie voor de behandeling van posttraumatische stressstoornis werd genoemd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gerechtvaardigd was om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister de gelegenheid kreeg om een nieuw advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) te vragen over de nieuwe medicatie. Ondanks de toewijzing van het verzoek, heeft de voorzieningenrechter geen proceskostenvergoeding toegekend aan verzoeker, omdat de indiening van de aanvullende brief in strijd met de goede procesorde was.

Deze uitspraak is openbaar gedaan op 9 januari 2025 door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. A. Drageljević. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.30825

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

9 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [v-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Jankie),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Houben).

Inleiding

Met het besluit van 2 februari 2024 heeft verweerder de ambtshalve beoordeling om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 juli 2024 op het bezwaar van verzoeker is verweerder bij de afwijzing van de ambtshalve beoordeling gebleven.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om zijn bezwaar in Nederland af te mogen wachten.
Het verzoek is samen met het beroep (NL24.30822) op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, V. Emechete als tolk en de gemachtigde van verweerder.
De voorzieningenrechter heeft na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting meteen uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn geschorst tot een week nadat is beslist op het beroep en dat verzoeker in die periode zijn recht op opvang en voorzieningen behoudt. Verzoeker krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter legt hieronder uit waarom hij tot deze beslissing is gekomen.
2. De gemachtigde van verzoeker heeft op 8 januari 2025 een aanvullende brief van de psychiater van verzoeker overgelegd. Hieruit blijkt dat verzoeker sinds februari 2024 met nieuwe medicatie is gestart om zijn posttraumatische stressstoornis te behandelen. Het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) van 29 september 2023 is opgesteld op basis van de oude medicatie die verzoeker voor februari 2024 nam.
3. Ter zitting heeft verweerder aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, omdat dit hem de gelegenheid geeft om het BMA een advies te vragen over de nieuwe medicatie en hierover een inhoudelijk standpunt in te nemen.
4. De voorzieningenrechter vindt het treffen van een voorlopige voorziening in deze omstandigheden gerechtvaardigd, schorst daarom de rechtsgevolgen van het bestreden besluit tot een week nadat is beslist op het beroep en bepaalt dat verzoeker in die periode zijn recht op opvang en voorzieningen behoudt.
5. Hoewel het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker geen vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De aanvullende brief van de psychiater van verzoeker heeft als dagtekening 9 juli 2024 en is pas op 8 januari 2025 aan het dossier toegevoegd. Door de brief zodanig laat naar voren te brengen, heeft de gemachtigde van verzoeker in strijd met de goede procesorde gehandeld.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 januari 2024 door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.