ECLI:NL:RBDHA:2025:1410
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek en nieuwe medicatie
Op 9 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Jankie, een voorlopige voorziening heeft gevraagd. Verzoeker had eerder een besluit van de minister van Asiel en Migratie ontvangen, waarin zijn verzoek om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 werd afgewezen. Dit besluit was genomen op 2 februari 2024 en het bezwaar hiertegen werd op 9 juli 2024 eveneens afgewezen. Verzoeker heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn bezwaar in Nederland kon afwachten.
Tijdens de zitting op 9 januari 2025, waar ook de gemachtigde van de minister, mr. A. Houben, en een tolk aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter heeft na de behandeling van de zaak direct uitspraak gedaan. In zijn beslissing heeft hij het verzoek van verzoeker toegewezen en de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst tot een week na de beslissing op het beroep. Dit betekent dat verzoeker in deze periode recht houdt op opvang en voorzieningen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de gemachtigde van verzoeker op 8 januari 2025 een aanvullende brief van de psychiater heeft overgelegd, waarin nieuwe medicatie voor de behandeling van posttraumatische stressstoornis werd genoemd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het gerechtvaardigd was om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de minister de gelegenheid kreeg om een nieuw advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) te vragen over de nieuwe medicatie. Ondanks de toewijzing van het verzoek, heeft de voorzieningenrechter geen proceskostenvergoeding toegekend aan verzoeker, omdat de indiening van de aanvullende brief in strijd met de goede procesorde was.
Deze uitspraak is openbaar gedaan op 9 januari 2025 door mr. M.D. Gunster, in aanwezigheid van griffier mr. A. Drageljević. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.