ECLI:NL:RBDHA:2025:1409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
C/09/676228 / FA RK 24-8455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders na scheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 januari 2025 een beschikking gegeven inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarige kinderen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], na de scheiding van hun ouders. De vader heeft verzocht om een regeling waarbij de kinderen om de week bij hem en de moeder verblijven, met specifieke afspraken over vakanties en feestdagen. De moeder heeft verweer gevoerd en een alternatieve regeling voorgesteld. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader en de moeder beoordeeld en heeft besloten dat de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 1] bij de moeder zal zijn, terwijl [de minderjarige 2] bij de vader zal verblijven. De rechtbank heeft ook bepaald dat er geen zorgregeling voor [de minderjarige 1] zal gelden, gezien de huidige situatie en de wensen van het kind. De rechtbank heeft de ouders verwezen naar een netwerkberaad bij de Raad voor de Kinderbescherming om te onderzoeken wat nodig is voor [de minderjarige 1] om het contact met de vader te herstellen. De rechtbank heeft verder de verzoeken van de vader om vervangende toestemming voor inschrijving bij een andere huisarts en om ouderlijk toezicht op de telefoon van [de minderjarige 1] afgewezen. De rechtbank heeft de paspoorten en identiteitskaarten van de kinderen geregeld en de ouders verzocht om samen te werken aan de zorgregeling voor [de minderjarige 2]. De zaak is aangehouden tot 1 april 2025 voor verdere behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-8455
Zaaknummer: C/09/676228
Datum beschikking: 30 januari 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 25 november 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.H. Haga te ‘s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het verweerschrift op zelfstandige verzoeken;
  • het F9-formulier van 31 december 2024 van de zijde van de moeder, met bijlage.
De minderjarige [de minderjarige 1] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 2 januari 2024 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats] ,
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] .
  • De minderjarigen verblijven bij de moeder.
  • De vader heeft de kinderen erkend.
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt:
primair:
  • te bepalen dat het ouderschapsplan zoals overlegd in productie 28 onderdeel is van de beschikking en dit ouderschapsplan aan de beschikking te hechten;
  • te bepalen dat de moeder een dwangsom van € 100,- verbeurt aan de vader voor elke dag of elk dagdeel dat zij de zorgregeling uit het ouderschapsplan niet naleeft;
  • de vader toestemming te verlenen, die de toestemming van de moeder vervangt, om de kinderen in te schrijven bij de huisartsenpraktijk [praktijknaam] te [plaats];
  • te bepalen dat de moeder ouderlijk toezicht moet instellen op de telefoon van [de minderjarige 1] en dat zij aan de vader toegang moet geven tot het ouderlijk toezicht, binnen een week na de beschikking;

subsidiair:

  • te bepalen dat [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hun hoofdverblijf bij de vader hebben;
  • de zorgregeling als volgt vast te stellen:
- de kinderen verblijven de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader, met een wisseling op zondag 16:00 uur. De ouders halen de kinderen steeds op;
- [de minderjarige 2] gaat op woensdagen tussen 14:00 en 18:00 uur naar de andere ouder. Hij heeft dan ook drumles;
- de vader doet de korfbal met [de minderjarige 1] op zaterdagen, [de minderjarige 2] is bij de moeder als het de vader zijn weekend is tijdens de zwemles en zolang als de korfbal duurt;
- verder worden de vakanties en feestdagen in onderling overleg 50-50 verdeeld. Indien partijen er in overleg niet uitkomen, bepaalt de vader in de oneven jaren de verdeling en de moeder in even jaren;
- Vaderdag zijn de kinderen inclusief de voorafgaande avond bij de vader en Moederdag bij de moeder;
- de kinderen zijn op hun eigen verjaardag plus de opvolgende nacht in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
- de kinderen zijn op de verjaardag van de ouder plus de opvolgende nacht bij de verjarende ouder;
- de ouders stellen de kinderen in de gelegenheid om de jarige opa of oma te feliciteren;
- de kinderen zijn vanaf goede vrijdag tot en met 2e Paasdag, met Pinksteren, op Koningsdag en op 5 december bij de vader en op Hemelvaartsdag bij de moeder;
  • te bepalen dat de moeder een dwangsom van € 100,- verbeurt aan de vader voor elke dag of elk dagdeel dat zij de zorgregeling niet naleeft;
  • te bepalen dat de vader de paspoorten van de kinderen beheert;
  • te bepalen dat de moeder elke maand € 319,50 stort op een gezamenlijk rekening ten behoeve van de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarbij verzoekt zij zelfstandig:
  • het hoofdverblijf van [de minderjarige 1] bij haar te bepalen;
  • ten aanzien van [de minderjarige 1] te bepalen dat er geen zorg-/contactregeling wordt vastgesteld;
  • ten aanzien van [de minderjarige 2] te bepalen dat [de minderjarige 2] van vrijdag (in de oneven weken) van 14.00 uur vanuit school tot en met woensdag 14.00 uur bij de vader is ( [de minderjarige 2] verblijft de oneven weekenden bij de vader). [de minderjarige 2] verblijft aansluitend van woensdag 14.00 uur vanuit school tot en met maandag 14.00 uur (dus in de even weekenden) bij de moeder. Vanaf maandag 14.00 uur vanuit school is [de minderjarige 2] tot woensdag 14.00 uur bij zijn vader. Vanaf woensdag 14.00 uur uit school tot en met vrijdag 14.00 uur is [de minderjarige 2] weer bij zijn moeder.
En ten aanzien van de vakanties en feestdagen de navolgende regeling vast te stellen:
- Zomervakantie: week 1 bij de moeder, week 2+3 bij de vader, week 4+5 bij de moeder, week 6 bij de vader;
- Herfstvakantie altijd bij vader;
- Kerstvakantie: week 1 bij de vader, week 2 bij de moeder (elk jaar);
- Voorjaarsvakantie altijd bij de moeder;
- Meivakantie: week 1 bij vader, week 2 bij moeder (elk jaar)
- Koningsdag bij de vader (valt in vakantie);
- Pasen bij de vader;
- Hemelvaart bij de moeder;
- Pinksteren bij de vader;
- Vaderdag bij de vader + de nacht ervoor;
- Moederdag bij de moeder + de nacht ervoor;
- Sinterklaas bij de vader;
- Verjaardag kinderen: naar wens van de kinderen de dag bij de vader of bij de moeder doorbrengen;
  • te bepalen dat de moeder de paspoorten van de kinderen beheert alsmede de identiteitskaart van [de minderjarige 1] , danwel te bepalen dat de moeder de paspoorten van de kinderen beheert en de vader de identiteitskaarten van de kinderen;
  • te bepalen dat de vader een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige 1] aan de moeder betaalt, telkens bij vooruitbetaling met ingang van 1 januari 2025 van € 312,50 per maand;
  • te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten van sport en spel, cadeaus voor feestjes en dergelijke voldoet alsmede de verblijfskosten van [de minderjarige 2] en te bepalen dat de vader de schoolkosten, kosten van fiets/aanschaf communicatiemiddelen en apparatuur voldoet en de moeder de kleding, schoeisel en kapper voldoet.
De vader voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Opname ouderschapsplan
De vader heeft een ouderschapsplan opgesteld en verzoekt deze aan te hechten aan de beschikking. De moeder kan zich niet verenigen met de inhoud van het ouderschapsplan en verzet zich daarom tegen de aanhechting aan de beschikking.
De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen, omdat er geen overeenstemming is over het ouderschapsplan. Daarmee wordt ook de door de vader verzochte dwangsom op de nakoming van de zorgregeling uit het ouderschapsplan afgewezen.
Vervangende toestemming inschrijving huisarts
Op grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), kunnen geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De vader wil graag vervangende toestemming van de rechtbank om de kinderen in te schrijven bij zijn huisarts. Hij is het vertrouwen kwijt in de huidige huisarts van de kinderen.
Volgens de moeder is er geen gegronde reden naar voren gebracht om de kinderen bij een andere huisarts in te schrijven. De moeder vindt het in het belang van de kinderen om bij de voor hen vertrouwde huisarts te blijven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving bij de huisarts. De rechtbank overweegt dat een vertrouwensbreuk aan de zijde van de vader niet zonder meer met zich meebrengt dat van de vader niet langer gevergd kan worden dat hij de huisarts bezoekt voor de kinderen. Gelet ook op de complexe situatie tussen de ouders en de weerslag daarvan op de kinderen vindt de rechtbank het van belang dat er voor de kinderen toch zoveel mogelijk stabiliteit blijft. Het belang van de kinderen verzet zich daarom tegen een wisseling van de huisarts. Het verzoek van de vader wordt afgewezen.
Ouderlijk toezicht telefoon
Op de vorige telefoon van [de minderjarige 1] had de vader ouderlijk toezicht ingesteld. Sinds de moeder een nieuwe telefoon voor [de minderjarige 1] heeft gekocht is dit ouderlijk toezicht er niet meer. Vanwege de gevaren die sociale media en internet met zich kunnen brengen wil de vader dat er toezicht is op het telefoongebruik van [de minderjarige 1] . De moeder moet dit regelen en de hij wil daar dan toegang toe.
De moeder vindt ouderlijk toezicht niet meer gepast en gaat [de minderjarige 1] heel verstandig om met haar telefoon. Volgens de moeder gebruikt de vader het ouderlijk toezicht, en de mogelijkheid om het 4G aan en uit te kunnen zetten, als een middel om [de minderjarige 1] te spreken te krijgen en niet enkel om toezicht te houden.
De rechtbank zal het verzoek van de vader afwijzen. Er is op dit moment weinig contact tussen de vader en [de minderjarige 1] , waardoor de rechtbank niet vindt dat de vader mee moet kunnen kijken op de telefoon van [de minderjarige 1] . De rechtbank betrekt hierin ook dat de vader in het verleden heeft laten zien het ouderlijk toezicht op de telefoon te gebruiken om iets van [de minderjarige 1] gedaan te krijgen. Zo zette hij de 4G van het toestel uit als [de minderjarige 1] niet reageerde op een app van hem. Het ouderlijk toezicht wordt op deze manier niet door de vader gebruikt waarvoor het bedoeld is. De rechtbank acht het dan ook niet in het belang van [de minderjarige 1] om het verzoek van de vader toe te wijzen.
Hoofdverblijfplaats
Nu het primaire verzoek van de vader tot aanhechting van het ouderschapsplan aan de beschikking is afgewezen, komt de rechtbank toe aan de subsidiaire verzoeken.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. De rechtbank kan onder meer beslissen over de hoofverblijfplaats van de minderjarige.
De vader verzoekt de hoofdverblijfplaats van zowel [de minderjarige 1] als [de minderjarige 2] bij hem te bepalen. De moeder verzoekt te bepalen dat [de minderjarige 1] bij haar wordt ingeschreven en dus de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen.
De rechtbank zal, nu de moeder zich daartegen niet verweert, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 2] bij de vader bepalen, nu ook niet is gebleken dat het belang van [de minderjarige 2] zich daartegen verzet. [de minderjarige 1] zal de hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben, aangezien zij (voorlopig) niet volgens een vaste regeling naar de vader gaat. Ter zitting is door de vader naar voren gebracht dat hij dit ook goed vindt, zolang de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige 2] dan bij hem is. De rechtbank zal daarom overeenkomstig beslissen, nu niet is gebleken dat het belang van de [de minderjarige 1] zich daartegen verzet.
Zorgregeling
Op grond van artikel 1:253a lid 2 sub a BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
[de minderjarige 2]
Tussen de vader en [de minderjarige 2] is er op dit moment sprake van een zorgregeling waarbij [de minderjarige 2] de oneven weken van vrijdag 14.00 uur uit school tot en met woensdag 14.00 uur in de even weken bij de vader is en in de oneven weken van maandag 14.00 uur uit school tot en met woensdag 14.00 uur. De vader verzoekt nu een evenredige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, een week op week af regeling met de wisseling op zondag om 16.00 uur. Daarbij verzoekt de vader een regeling voor de woensdagen, dat er afspraken worden gemaakt over de sport en een regeling voor de vakanties en feestdagen.
Volgens de moeder verloopt niet zorgregeling niet altijd soepel. Op meerdere momenten werd de regeling niet nagekomen, doordat de vader de zorg niet aankon. Inmiddels is er een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 2] en de moeder verzoekt deze regeling in de beschikking vast te leggen. De door de vader verzochte week op week af regeling is volgens de moeder niet haalbaar, er moeten dan afspraken gewijzigd en gemaakt worden, wat op dit moment meer communicatie van de ouders vergt dan haalbaar is. De moeder verzoekt zelfstandig ook een regeling voor de vakanties en feestdagen.
De rechtbank zal de zorgregeling vastleggen zoals door de moeder is verzocht en bepalen dat [de minderjarige 2] bij de vader is in de oneven weken van maandag om 14.00 uur uit school tot en met woensdag 14.00 uur en vervolgens van vrijdag om 14.00 uur uit school tot en met woensdag 14.00 uur in de week erna (de even week). De rechtbank acht deze regeling in het belang van [de minderjarige 2] , omdat dit de regeling is waaraan al geruime tijd uitvoering wordt gegeven. Het verzoek van de vader om het wisselmoment op de woensdag de ene week om 18.00 uur en de andere week om 14.00 uur te laten zijn, wordt door de rechtbank afgewezen. Afwijking van het stramien van wisselen om 14.00 uur kan tot (onnodige) verwarring leiden.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen bepaalt de rechtbank als volgt. In de zomervakantie is [de minderjarige 2] bij de vader in de tweede en derde week, en vervolgens ook in de zesde week. In de andere weken is hij bij de moeder. In de herfstvakantie is [de minderjarige 2] altijd bij de vader en in de Voorjaarsvakantie altijd bij de moeder. In de meivakantie is [de minderjarige 2] bij de vader in de week waarin Koningsdag valt, en de andere week bij de moeder. Op het moment dat Koningsdag buiten de schoolvakantie valt, wordt de reguliere zorgregeling gevolgd. Voor alle vakanties geldt dat het wisselmoment op de vrijdag om 14.00 uur is.
Met Pasen en Pinksteren is [de minderjarige 2] bij de vader vanaf zondag 12.00 uur. De moeder had verzocht om 14.00 uur, omdat dat het gebruikelijke tijdstip is om te wisselen. De rechtbank bepaalt echter dat het om 12.00 uur zal zijn, om de vader in de gelegenheid te stellen een langere dag met [de minderjarige 2] door te brengen en eventueel familie te kunnen bezoeken. Op Hemelvaart is [de minderjarige 2] bij de moeder. Met Sinterklaas is [de minderjarige 2] bij de vader vanuit school tot 19.00 uur. Vaderdag is [de minderjarige 2] bij de vader en Moederdag is [de minderjarige 2] bij de moeder, vanaf de zaterdag ervoor om 17.00 uur tot maandagochtend naar school. Voor de verjaardagen geldt dat de reguliere zorgregeling wordt gevolgd. De rechtbank vindt het van belang dat er zo min mogelijk afwijkingen zijn in de reguliere regeling.
Het verzoek tot de oplegging van een dwangsom op de nakoming van de zorgregeling zal worden afgewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan te nemen dat de regeling niet nagekomen zal worden.
[de minderjarige 1]
De vader wil graag dat er ook ten aanzien van [de minderjarige 1] weer een zorgregeling wordt vastgelegd. Volgens de vader is [de minderjarige 1] niet bang voor hem, en is de band goed. Zo hebben zij recentelijk nog iets leuks gedaan samen. De vader geeft aan dat hij strenger is dan de moeder, en dat het daarom voor [de minderjarige 1] misschien aantrekkelijk is om bij de moeder te zijn, maar toch wil de vader ook graag weer een rol spelen in het leven van [de minderjarige 1] . De vader vindt het daarbij geen probleem als er eerst een opbouwregeling komt.
De moeder ziet op dit moment geen mogelijkheden voor een zorgregeling tussen de vader en [de minderjarige 1] . [de minderjarige 1] is volgens de moeder bang voor de vader en wil daarom niet meer naar hem toe. De moeder heeft ook het idee dat de vader [de minderjarige 1] belast met volwassenzaken.
De rechtbank constateert dat de ouders veel hebben geprobeerd om tot een oplossing te komen. Dit heeft echter niet tot enig resultaat geleid. [de minderjarige 1] heeft in het gesprek met de rechter aangegeven dat zij al langere tijd last heeft van de onvoorspelbaarheid van de vader, die zich uit in het plotseling boos worden. [de minderjarige 1] voelt zich niet prettig hieronder. [de minderjarige 1] vertelde ook het jammer te vinden dat ze geen gesprekken meer kan voeren met haar therapeute. Daarbij vertelde ze het vervelend te vinden dat haar vader haar gevoelens niet serieus neemt. Ook het uitzetten van 4G als ze niet direct terugbelt en het dreigen met de kat geen eten geven, vindt ze ontzettend naar. Kennelijk heeft zij nu ervoor gekozen om niet meer bij haar vader te willen zijn, om zo rust te krijgen en niet meer geconfronteerd te worden met zijn boosheid, en ook om niet meer de hele tijd het gevoel te moeten hebben dat ze heel voorzichtig moet zijn in hoe ze zich gedraagt. Het is de rechtbank in het gesprek duidelijk geworden dat er op dit moment weinig ruimte bestaat bij [de minderjarige 1] om vanuit zichzelf het contact met de vader te herstellen. Hier is begeleiding bij nodig.
De raadsmedewerker heeft op de zitting de suggestie aan de ouders gedaan om een netwerkberaad bij de Raad te volgen. De vader is hiertoe bereid. Hoewel de moeder dit beraad weinig kans van slagen geeft, is zij omwille van [de minderjarige 1] bereid dit beraad een kans te geven. De rechtbank zal de ouders daarom verwijzen naar dit netwerkberaad bij de raad van de kinderbescherming. Veilig Thuis is nog bezig met een onderzoek en naar verwachting is dit eind januari afgerond. De uitkomst van onderzoek kan dan in het netwerkberaad meegenomen worden. De ouders krijgen de opdracht om met behulp van het netwerkberaad te onderzoeken wat er nodig is voor [de minderjarige 1] om tot herstel van een zorgregeling met haar vader te komen en daarbij te onderzoeken welke zorgregeling het meest in het belang van [de minderjarige 1] is en tegemoet komt aan haar draagkracht.
In afwachting van de uitkomst van het netwerkberaad ten aanzien van [de minderjarige 1] zal de rechtbank de zaak aanhouden tot 1 april 2025.
Paspoorten en identiteitskaarten
Volgens de vader beheert de moeder de paspoorten van de kinderen. De vader heeft geen bezwaar hiertegen. Wel wil de vader graag dat hij dan de identiteitskaarten van de kinderen beheert.
De moeder is het eens dat de identiteitskaart van [de minderjarige 2] naar de vader gaat. De identiteitskaart van [de minderjarige 1] niet, omdat [de minderjarige 1] niet naar de vader toe gaat. De moeder vindt het daarom niet nodig dat haar identiteitskaart bij de vader is.
De rechtbank overweegt als volgt. De ouders zijn het erover eens dat de paspoorten van beide kinderen bij de moeder zijn. Ten aanzien van het identiteitsbewijs van [de minderjarige 2] zijn de ouders het ook eens, deze gaat naar de vader. Ten aanzien van het identiteitsbewijs van [de minderjarige 1] bepaalt de rechtbank, zoals ook al ter zitting is besproken, dat deze niet naar de vader gaat maar dat deze bij [de minderjarige 1] zelf blijft. [de minderjarige 1] is inmiddels twaalf jaar oud en is bijna op de leeftijd dat zij zich zelf moet kunnen gaan identificeren. Bij het gebruikmaken van het openbaar vervoer moet zij zich nu al kunnen identificeren. De rechtbank acht het daarom van belang dat de identiteitskaart van [de minderjarige 1] haar volgt, en dus in haar bezit is.
Verblijfsoverstijgende kosten
Door zowel de vader als de moeder is er een verzoek gedaan met betrekking tot de verblijfsoverstijgende kosten. De rechtbank zal deze verzoeken afwijzen. De rechtbank kan een kinderalimentatie vaststellen, maar de wet biedt geen ruimte om – als er geen overeenstemming bestaat tussen partijen – te bepalen dat een van de ouders bepaalde verblijfsoverstijgende kosten dient te betalen.
Brief aan [de minderjarige 1]
De kinderrechter heeft in een brief aan [de minderjarige 1] uitgelegd wat de beslissing is ten aanzien van haar. Deze brief zal worden verzonden nadat de beschikking al is verzonden zodat de ouders en [de minderjarige 1] gelijktijdig worden geïnformeerd. De inhoud van de brief luidt als volgt.
Beste [de minderjarige 1] ,
We hebben samen gesproken over het contact tussen jou en je vader. Je hebt mij verteld dat je de regeling zoals je ouders die hadden afgesproken niet prettig vond. Je moest te vaak in de week van de een naar de ander wisselen. Ook vind je het ingewikkeld dat je vader soms ineens zo boos wordt en dan ineens met deuren of op tafel slaat en schreeuwt. Je hebt tegen je vader gezegd dat je het zo niet meer trok, maar je had het gevoel dat hij niet echt naar je luistert en er niets verandert. We hebben samen gesproken over hoe je het contact met je vader in de toekomst ziet. Je hebt me verteld dat je je vader wel af en toe wil zien maar dat je niet meer wil wisselen tussen je ouders. Ook zal je vader zijn gedrag moeten veranderen en jouw gevoelens serieus moeten nemen.
Ik snap dat je het contact met je vader anders wil dan hoe het was. Het is goed van je dat je ondanks wat er allemaal is gebeurd toch af en toe met je vader afspreekt. Ik vind wel dat er een vast ritme in de contacten moeten komen. Het is het voor je ontwikkeling en relatie tot je vader goed dat je hem regelmatig ziet en spreekt. Ik heb dit met je ouders besproken. Ik vind dat zij moeten proberen om met behulp van professionals uit te vinden wat jij nodig hebt om het contact met je vader te herstellen en zo in te richten dat jij je er prettig bij voelt. Dit gaan ze doen bij de raad voor de kinderbescherming en dit heet ‘het netwerkberaad’. Jij zal ook worden uitgenodigd voor een gesprek zodat jij aan de raad voor de kinderbescherming kan vertellen hoe jij je voelt en wat jouw wensen zijn met betrekking tot het contact met je vader.
De raad voor de kinderbescherming zal mij voor 1 april 2025 laten weten hoe het is gegaan en of er afspraken zijn gemaakt over het contact tussen jou en je vader. Als er geen afspraken zijn gemaakt dan heb ik de raad gevraagd om mij te vertellen wat zij vinden dat er dan moet gebeuren.
Daarna zal ik dan alsnog een beslissing nemen. Hierover ontvang je dan nog een brief.
Ik wens je heel veel succes hiermee en hoor graag hoe het is afgelopen.
De kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige:
- [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2012 te [geboorteplaats] ,
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
bepaalt dat de minderjarige:
- [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2018 te [geboorteplaats] .
de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
bepaalt dat ten aanzien van [de minderjarige 1] geen zorgregeling zal gelden;
bepaalt dat [de minderjarige 2] bij de vader zal zijn:
  • in de oneven weken van maandagmiddag uit school om 14.00 uur tot woensdagmiddag 14.00 uur;
  • in de oneven weken van vrijdagmiddag uit school om 14.00 uur tot woensdagmiddag 14.00 uur in de week erna;
bepaalt dat ten aanzien van [de minderjarige 2] de volgende vakantie- en feestdagenregeling geldt:
  • Zomervakantie: de eerste week bij de moeder, de tweede en derde week bij de vader, de vierde en vijfde week bij de moeder en de zesde week bij de vader;
  • Herfstvakantie: bij de vader;
  • Kerstvakantie: de eerste week bij de vader en de tweede week bij de moeder;
  • Voorjaarsvakantie: bij de moeder;
  • Meivakantie: de week waarin Koningsdag valt bij de vader, de andere week bij de moeder;
  • Pasen: bij de vader vanaf zondag 12.00 uur;
  • Hemelvaart: bij de moeder;
  • Pinksteren: bij de vader vanaf zondag 12.00 uur;
  • Vaderdag: bij de vader vanaf de zaterdag ervoor om 17.00 uur tot maandagochtend naar school;
  • Moederdag: bij de moeder vanaf de zaterdag ervoor om 17.00 uur tot maandagochtend naar school;
  • Sinterklaas: bij de vader vanuit school tot 19.00 uur;
  • Verjaardagen: volgens de reguliere zorgregeling;
  • waarbij geldt dat in de vakanties het wisselmoment op de vrijdag om 14.00 uur is;
wijst af het verzoek van de vader tot vervangende toestemming voor inschrijving bij huisartsenpraktijk [praktijknaam] te Delfgauw;
bepaalt dat de moeder de paspoorten van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] beheert;
bepaalt dat de vader het identiteitsbewijs van [de minderjarige 2] beheert;
bepaalt dat het identiteitsbewijs van [de minderjarige 1] bij [de minderjarige 1] is;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om een onderzoek te verrichten in de vorm van een netwerkberaad, zoals hiervoor omschreven; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (advocaat vader) en [telefoonnummer 2] (advocaat moeder);
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming om, indien het netwerkberaad leidt tot de hiervoor genoemde doelen, daarvan schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming bij een niet positief verlopen beraad te bezien of een raadsonderzoek noodzakelijk is en de rechtbank daarover te informeren en indien dat onderzoek noodzakelijk wordt geacht dit onderzoek te verrichten en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming toestuurt;
houdt de behandeling aan tot
1 april 2025 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zijn rapport met advies uit te brengen aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling ter zitting, na ontvangst van het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming, indien nodig wordt voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip in aanwezigheid van de Raad voor de Kinderbescherming;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van de Zorgregelingvoor [de minderjarige 1] aan
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 30 januari 2024.