In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2025 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure betreffende de zorgregeling en ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder heeft op 28 april 2023 een verzoek ingediend om te bepalen dat er geen zorgregeling wordt opgelegd tussen de vader en de minderjarige. De vader, die via een Registratie Niet Ingezetenen (RNI) betrokken is, heeft op zijn beurt verzocht om ondertoezichtstelling van de minderjarige. De rechtbank heeft eerder, op 23 juni 2023, de beslissing over de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van een ouderschapsbemiddelingstraject. In een eerdere beschikking van 15 oktober 2024 is mr. L. de Roode benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige.
Tijdens de zitting op 5 juni 2025 zijn de ouders, hun advocaten, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende adviezen en formulieren die zijn ingediend door de bijzondere curator en de ouders. De minderjarige heeft aangegeven geen contact meer te willen met de vader en heeft verzoeken gedaan om het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te kennen en haar achternaam te wijzigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is om geen gedwongen zorgregeling vast te stellen, gezien de weerstand die de minderjarige heeft ervaren bij eerdere contactmomenten.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader tot ondertoezichtstelling afgewezen, omdat er geen ontwikkelingsbedreiging is vastgesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders samen moeten werken aan de ontwikkeling van de minderjarige en dat hulpverlening noodzakelijk is. De bijzondere curator is ontslagen uit haar functie, omdat vertegenwoordiging van de minderjarige niet meer nodig is. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele hoger beroep procedures.