ECLI:NL:RBDHA:2025:14048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
C/09/669304 / FA RK 24-4963
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken en kinderalimentatie in een echtscheidingszaak met autisme diagnose

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2025 een beschikking gegeven over de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en de vaststelling van kinderalimentatie. De zaak betreft een verzoek van de moeder om de zorgregeling te wijzigen en kinderalimentatie vast te stellen. De ouders zijn van 2009 tot 2013 gehuwd geweest en hebben samen een minderjarig kind, dat bij de moeder woont. De ouders hebben in het verleden een ouderschapsplan opgesteld, maar de uitvoering van de zorgregeling is in 2023 gestopt op verzoek van het kind, dat autisme heeft. De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat het kind momenteel één keer per week contact heeft met de vader, waarbij de ouders en het kind in overleg kunnen bepalen op welke dag dit contact plaatsvindt. De rechtbank heeft ook de behoefte van het kind en de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De vader is onderhoudsplichtig voor zowel het minderjarige kind als een ander kind uit een nieuwe relatie. De rechtbank heeft de kinderalimentatie vastgesteld op € 326,- per maand, met ingang van 5 juli 2024, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De rechtbank hoopt dat de ouders in samenwerking met hulpverleners de zorgregeling verder kunnen uitbreiden in het belang van het kind.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-4963
Zaaknummer: C/09/669304
Datum beschikking: 3 juli 2025

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en alimentatie

Beschikking op het op 4 juli 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.H. Remmelink te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.T. Vogelaar te Maasdijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 16 juli 2024 van de zijde van de vrouw, met bijlage;
  • het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier van 27 september 2024 van de zijde van de vrouw;
  • het verweerschrift op zelfstandig verzoek, tevens aanvullend verzoek;
  • het F9-formulier van 26 mei 2025 van de zijde van de man, met bijlagen;
  • het F9-formulier van 27 mei 2025 van de zijde van de man, met bijlage.
De minderjarige [de minderjarige] heeft in raadkamer haar mening gegeven over het verzoek.
Op 5 juni 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen zijn gehuwd geweest van [datum 1] 2009 tot [datum 2] 2013.
  • Partijen zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uit.
  • [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 3 december 2012 is de echtscheiding uitgesproken. Hierbij zijn in het aangehechte ouderschapsplan de volgende afspraken opgenomen:
- ten aanzien van de zorgregeling: [de minderjarige] is bij de vader in de even weken van donderdagavond tot vrijdagavond en in de oneven weken van donderdagavond tot zondagavond;
- er is wordt geen bedrag aan kinderalimentatie afgesproken, omdat de ouders de kosten ten behoeve van [de minderjarige] samen delen en een kinderrekening hebben.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de moeder luidt, na aanvulling:
  • de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de ouders in onderling overleg het contact tussen de man en [de minderjarige] zullen regelen, waarbij het initiatief bij [de minderjarige] wordt gelaten, althans een in goede justitie te bepalen zorgregeling;
  • met ingang van 16 februari 2024, althans per datum van indiening van het verzoekschrift, de kinderalimentatie op € 326,28 per maand te bepalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen op de eerste dag van de maand, althans op zodanig bedrag en met zodanige datum van ingang als de rechtbank juist acht;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Het zelfstandige verzoek van de vader strekt tot nakoming van de zorgregeling zoals overeengekomen in artikel 4 van het ouderschapsplan, dan wel van een door de rechtbank te bepalen zorgregeling. Het zelfstandige verzoek tot oplegging van een dwangsom is door de vader op de zitting ingetrokken.
De moeder voert verweer dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Wijziging zorgregeling
Toen [de minderjarige] één jaar was, is er door de ouders een ouderschapsplan opgesteld met daarin een zorgregeling. [de minderjarige] is sindsdien bij de vader verbleven volgens die zorgregeling, in de ene week van donderdagavond tot vrijdagavond en in de andere week van donderdagavond tot zondagavond. In 2023 is de uitvoering van de zorgregeling gestopt door de moeder en [de minderjarige] . Het ging op dat moment niet zo goed met [de minderjarige] , en zij uitte de wens om niet meer naar haar vader te gaan. Vervolgens is er, op initiatief van [de minderjarige] zelf, diagnostisch onderzoek geweest. Daaruit volgde dat er bij [de minderjarige] sprake is van autisme. [de minderjarige] is een kwetsbaar meisje, niet alleen door de autisme diagnose, maar ook doordat zij op dit moment worstelt met haar identiteit.
Zoals [de minderjarige] zelf in het gesprek met de kinderrechter ook vertelde, is inmiddels het contact met de vader weer opgestart. Zij is een keer in de week bij de vader, vaak in het weekend. De vader haalt haar op en brengt haar in de avond weer naar huis, omdat overnachten op dit moment voor [de minderjarige] nog een stap te ver is. De huidige regeling is fijn voor [de minderjarige] , en zij wil graag dat die voorlopig zo blijft.
Beide ouders hebben aangegeven dat zij wel de wens hebben dat [de minderjarige] op enig moment weer vaker bij de vader zal zijn. Beiden zullen daaraan gaan werken. [de minderjarige] heeft op dit moment begeleiding van Youz, de hulpverleners daar kunnen ook de ouders begeleiden bij dingen die spelen in het leven van [de minderjarige] . Het is belangrijk dat de ouders op gelijke wijze bij de hulpverlening van [de minderjarige] worden betrokken en leren om met de situatie om te gaan.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:253a in samenhang met artikel 1:377e, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) op verzoek van de ouders of één van hen een door de ouders onderling getroffen zorgregeling kan wijzigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om de zorgregeling te wijzigen en vast te leggen dat er in ieder geval een keer per week contact is tussen de vader en [de minderjarige] , waarbij in overleg met [de minderjarige] zal worden bekeken op welke dag dat contact dan zal plaatsvinden. De contactmomenten kunnen in overleg tussen de ouders en [de minderjarige] worden uitgebreid, waarbij de draagkracht van [de minderjarige] leidend zal zijn. Vastlegging van een uitgebreidere regeling acht de rechtbank op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] , die zelf ook aangeeft geen andere regeling te willen vastleggen. De rechtbank hoopt dat er in samenwerking tussen de ouders, [de minderjarige] en de hulpverleners in kleine stapjes weer toegewerkt kan worden naar uitgebreider contact tussen de vader en [de minderjarige] .
Brief aan [de minderjarige]
De rechter heeft in een aparte brief aan [de minderjarige] de beslissing uitgelegd. Hieronder volgt de tekst van die brief, zodat beide ouders weten welke boodschap [de minderjarige] heeft ontvangen.
Beste [de minderjarige] ,
Wij hebben elkaar vorige maand gesproken over de afspraken die jouw ouders járen geleden, toen zij uit elkaar gingen, hebben gemaakt over wanneer jij bij de moeder zou zijn en wanneer bij je vader (dat noemen we: de zorgregeling) en hoe dat nu gaat. Eerst zag je je vader en je moeder ongeveer even vaak. Je vertelde me dat jij en je vader op enig moment tegen elkaar aanliepen, dat er veel aan de hand was (ook op school) en dat jullie niet meer wisten hoe jullie moesten samenwerken, zodat je ermee gestopt bent om naar je vader te gaan. Dat heeft een tijdje geduurd. In de tussentijd is op jouw verzoek een diagnostisch onderzoek gedaan en vastgesteld dat je autisme hebt. Je vertelde me dat deze diagnose, nu je die weet, je rust geeft en ook dat je vader daarover lessen kan volgen en boeken kan lezen, waardoor het nu beter gaat.
Wat fijn dat het contact tussen jou en je vader inmiddels weer op gang is gekomen!
Ik vind het heel knap van je hoe jij aan mij je verhaal hebt gedaan. Je hebt mij goed kunnen uitleggen wat jouw mening is over welke zorgregeling nu zou moeten worden vastgelegd. Ik heb daarover ook met je ouders gesproken.
Als zorgregeling wordt nu vastgelegd dat je één keer per week bij je vader bent, waarbij in overleg met jou zal worden bekeken op welke dag dat contact dan zal plaatsvinden. Ook wordt vastgelegd dat deze contactmomenten in overleg tussen jou en je ouders kunnen worden uitgebreid, als jij zover bent.
Ik hoop dat in samenwerking tussen jou, je ouders en de hulp van de psychiater en/of Youz in kleine stapjes weer toegewerkt kan worden naar uitgebreidere contactmomenten tussen jou en je vader. Je ouders hopen dat ook.
Ik wens je het allerbeste.
Kinderalimentatie
De ouders zijn het erover eens dat er nooit een bedrag aan kinderalimentatie is vastgesteld en zij zijn het er ook over eens dat het van belang is dat er nu wel een bedrag vastgesteld wordt. De rechtbank zal daarom een bedrag aan kinderalimentatie berekenen.
Samenloop van onderhoudsverplichtingen
Er is sprake van een samenloop van onderhoudsverplichtingen. De vader is voor [de minderjarige] onderhoudsplichtig, maar ook voor [naam 2] , het kind met zijn partner.
Bij een samenloop zoals hiervoor omschreven moet de rechtbank beoordelen of de vader in staat is om deze twee onderhoudsverplichtingen te voldoen. Zoals op de zitting met partijen besproken, zal de rechtbank voor de draagkrachtverdeling van de vader de nieuwe methode bij samengestelde gezinnen toepassen. De rechtbank zal de draagkracht van de vader voor zijn aandeel in de kosten van de kinderen in beide gezinnen apart berekenen. Zo wordt de zuivere draagkracht van de vader per gezin berekend, in plaats van zijn afgeleide draagkracht op basis van de twee kinderen waarvoor hij onderhoudsplichtig is. Voor zover de vader een tekort heeft om in het totaal van zijn aandelen in de kosten van de kinderen te kunnen voorzien, wordt dit naar rato van dit tekort over de twee aandelen omgeslagen. Hierna zal blijken dat die laatste situatie zich hier niet voordoet.
Ingangsdatum
Om proceseconomische redenen zal de rechtbank eerst de ingangsdatum vaststellen.
De vader en de moeder zijn het erover eens om als ingangsdatum voor de kinderalimentatie aan te sluiten bij de datum indiening verzoekschrift. De rechtbank bepaalt daarom als ingangsdatum van de kinderalimentatie 5 juli 2024.
Behoefte [de minderjarige]
Bij de berekening van de kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind (de behoefte) zijn. Partijen zijn het erover eens dat de behoefte van [de minderjarige] € 650,- bedroeg in 2013. Geïndexeerd naar 2024 bedraagt deze behoefte € 837,- per maand.
Behoefte [naam 2]
De behoefte van [naam 2] is volgens de vader, zoals ook blijkt uit productie 1 bij het verweerschrift, € 880,- per maand. De moeder heeft dit niet betwist. De rechtbank zal voor [naam 2] daarom uitgaan van een behoefte van € 880,- in 2024.
Draagkracht moeder
Voor de bepaling van de draagkracht van de moeder gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 43.395 bruto per jaar. De rechtbank gaat hierbij uit van de jaaropgaaf 2024.
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank berekent het kindgebonden budget aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank haar NBI in 2024 op € 3.357,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Omdat het NBI van de moeder hoger is dan € 2.065, zal de rechtbank voor de berekening van haar draagkracht de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + € 1.270,-)] gebruiken. De draagkracht van de moeder bedraagt dan: 70% x [3.357 – (1.007 + 1.270)] = € 756,- per maand.
Draagkracht vader
Voor de bepaling van de draagkracht van de vader gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 64.306,- bruto per jaar inclusief. De rechtbank gaat hierbij uit van de jaaropgave 2024.
De rechtbank zal bij de berekening van het NBI van de vader geen rekening houden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting, omdat niet hij, maar zijn partner hier recht op heeft.
Op basis van het voorgaande en rekening houdend met de in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen, berekent de rechtbank zijn NBI in 2024 op € 3.769,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening.
Omdat het NBI van de vader ook hoger is dan € 2.065,-, zal de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht dezelfde formule gebruiken. De draagkracht van de vader bedraagt dan: 70% x [3.769 – (1.130 + 1.270)] = € 958,- per maand.
Draagkrachtvergelijking
De draagkracht van partijen bedraagt gezamenlijk € 1.714,- per maand (€ 756,- + € 958,-). Dit is voldoende om in de behoefte van [de minderjarige] te voorzien. De rechtbank zal daarom een draagkrachtvergelijking maken waarbij de behoefte naar rato van ieders draagkracht zal worden verdeeld. Hiervoor gebruikt de rechtbank de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte.
Het eigen aandeel van de vader bedraagt: 958 / 1.714 x 837 = € 468
Het eigen aandeel van de moeder bedraagt: 756 / 1.714 x 837 =
€ 369
samen € 837
Van de totale behoefte van [de minderjarige] komt een gedeelte van € 369,- per maand komt voor rekening van de moeder. Een gedeelte van € 468,- per maand komt voor rekening van de vader.
Dit betekent dat van de draagkracht van de vader (€ 958,-) nog een bedrag van € 490,- over is. Dat bedrag is voldoende om te voorzien in zijn aandeel in de behoefte van [naam 2] . Het aandeel van de vader in de behoefte van [naam 2] is immers, zoals overlegd in productie 1 van de man, € 436,-, welk bedrag door de moeder niet is betwist.
Zorgkorting
De vader maakt zorgkosten voor [de minderjarige] op het moment dat zij bij hem is. Deze zorgkosten kunnen worden vastgesteld aan de hand van de zogenoemde zorgkorting. De zorgkorting bedraagt een percentage van de behoefte, welk percentage afhankelijk is van de omgang of zorg. Gelet op de door de rechtbank bepaalde zorgregeling, waarbij [de minderjarige] een dag in de week bij de vader verblijft, gaat de rechtbank uit van een zorgkorting van 15%, te weten
€ 126,- (0,15 X 837).
Na aftrek van de zorgkorting berekent de rechtbank de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage op [€ 468,- – € 126,- =] € 342,- per maand.
Conclusie
Nu het door de rechtbank berekende bedrag na aftrek van de zorgkorting op € 342,- per maand uitkomt, kan de vader de door de moeder verzochte kinderalimentatie van € 326,- per maand betalen. Om deze reden zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen en bepalen dat de vader met ingang van datum verzoekschrift, te weten 5 juli 2024, een bedrag van € 326,- per maand aan kinderalimentatie moet betalen. Dit bedrag zal met ingang van 1 januari 2025 van rechtswege worden verhoogd met de wettelijke indexering.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de onderling getroffen regeling –:
bepaalt dat de minderjarige [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
- één keer per week, waarbij in overleg met [de minderjarige] zal worden bekeken op welke dag dat contact dan zal plaatsvinden en waarbij geldt dat deze contactmomenten in onderling overleg tussen de ouders en [de minderjarige] kunnen worden uitgebreid, afhankelijk van de draagkracht van [de minderjarige] ;
bepaalt de door de vader met ingang van 5 juli 2024 te betalen alimentatie voor de minderjarige [de minderjarige] op € 326,- per maand, vanaf vandaag telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, bijgestaan door mr. E.M. van Middelkoop als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 3 juli 2025.