ECLI:NL:RBDHA:2025:13983
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijf bij echtgenoot
Op 25 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. Walther, had een aanvraag ingediend voor verblijf bij haar echtgenoot, de heer [referent]. Deze aanvraag werd door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen op 1 februari 2024, omdat verzoekster niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 december 2024 ongegrond verklaard door de minister.
Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 juli 2025 behandeld, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de referent en de gewaarborgde hulp. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan en het beroep ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en werd het verzoek om deze reden afgewezen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat er geen aanleiding is voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.
De uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier, en is openbaar gemaakt op 25 juli 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.