ECLI:NL:RBDHA:2025:13955

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/09/687209 / KG RK 25/844
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 28 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. J.T.W. van Ravenstein. Het wrakingsverzoek werd ingediend naar aanleiding van een procedure die was gestart door de verzoeker in verband met een financieel geschil met de wederpartij. De mondelinge behandeling van de hoofdzaak vond plaats op 14 mei 2025, waarbij de verzoeker niet aanwezig was. De kantonrechter had bepaald dat de uitspraak op 18 juni 2025 zou volgen, maar dit werd uitgesteld naar aanleiding van vakantieplannen van de kantonrechter. De verzoeker voerde drie gronden aan voor zijn wrakingsverzoek, waaronder de vermeende vooringenomenheid van de kantonrechter door het uitstellen van de uitspraak en het niet toestaan van een nadere schriftelijke toelichting op stukken van de wederpartij. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid was en dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor zijn afwezigheid tijdens de mondelinge behandeling. De wrakingsgrond die betrekking had op het financieel belang van de kantonrechter werd eveneens afgewezen, omdat het niet aan de kantonrechter is om te beslissen op verzoeken om correctie van het griffierecht. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/38
zaak- /rekestnummer: C/09/687209 / KG RK 25/844
Beslissing van 28 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.T.W. van Ravenstein,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 juni 2025;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak, die heeft plaatsgevonden op 14 mei 2025;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 8 juli 2025.
1.2.
Op 14 juli 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn (via een videoverbinding) verschenen:
- verzoeker;
- de wederpartij in de hoofdzaak, de heer [wederpartij in de hoofdzaak] , als toehoorder (hierna: de wederpartij).
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het nummer K/4502/1577254 tussen verzoeker en de wederpartij (“de hoofdzaak”).
2.2.
De hoofdzaak betreft een zaak bij de zogenaamde “Regelrechter” die door verzoeker is gestart naar aanleiding van een financieel geschil tussen hem en de wederpartij.
2.3.
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft op 14 mei 2025 plaatsgevonden. Daarbij is verzoeker niet verschenen. De wederpartij is wel verschenen en is door de kantonrechter gehoord.
2.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat op 18 juni 2025 uitspraak zal worden gedaan.
2.5.
Verzoeker heeft vervolgens per e-mailbericht van 5 juni 2025 de kantonrechter gewraakt.
2.6.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht tijdens de zitting van 14 juli 2025, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
Wrakingsgrond a.
De kantonrechter heeft bepaald dat de uitspraak niet na de gebruikelijke vier weken zal plaatsvinden, maar pas na vijf weken.
Wrakingsgrond b.
Verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld om een nadere schriftelijke toelichting te geven op de stukken die door de wederpartij tijdens de mondelinge behandeling van 14 mei 2025 zijn overgelegd.
Wrakingsgrond c.
De kantonrechter heeft een financieel belang bij de beslissing.
2.7.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
De ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
3.2.
De mondelinge behandeling heeft op 14 mei 2025 plaatsgevonden. Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 5 juni 2025 ingediend.
3.3.
Het wrakingsverzoek moet in principe worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven, zich hebben voorgedaan.
3.4.
Verzoeker is niet op de mondelinge behandeling van 14 mei 2025 verschenen. Hij heeft nadien telefonisch contact opgenomen met de griffie van de rechtbank en toen pas vernomen dat de uitspraak op 18 juni 2025 zal plaatsvinden. Vervolgens heeft verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.
3.5.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden zijn dus later aan hem bekend geworden. Er is daarom sprake van omstandigheden die het tijdsverloop tussen de mondelinge behandeling en het wrakingsverzoek rechtvaardigen. Verzoeker zal daarom worden ontvangen in het wrakingsverzoek.
Ad wrakingsgrond a.
3.6.
Deze wrakingsgrond betreft een procedurele beslissing en is in beginsel geen grond voor wraking. Dit is uitsluitend anders indien de beslissing van de rechter, in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten, niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Dat van zo’n situatie sprake is, is niet gebleken. Het enkele feit dat de kantonrechter de uitspraak met een week heeft uitgesteld vanwege, zo heeft zij laten weten, vakantieplannen, levert geenszins een objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid op.
3.7.
Wrakingsgrond a. kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Ad wrakingsgrond b.
3.8.
Ook deze grond kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
3.9.
Verzoeker heeft er zelf voor gekozen om niet bij de mondelinge behandeling bij de “Regelrechter” op 14 mei 2025 aanwezig te zijn. Door middel van een brochure is voorafgaand aan die zitting informatie verstrekt aan verzoeker over de procedure bij de “Regelrechter”. Deze informatie is ook terug te vinden op de website www.rechtspraak.nl. Uit die informatie volgt dat het nadelig kan zijn voor een partij, als deze niet verschijnt op de zitting, omdat die partij dan niet zijn verhaal kan vertellen of vragen kan beantwoorden. Verzoeker had daarom moeten en kunnen weten dat het niet verschijnen op de mondelinge behandeling nadelige gevolgen voor hem kon hebben.
3.10.
Voorts worden de stukken die door een wederpartij tijdens een mondelinge behandeling bij de Regelrechter worden overgelegd, zo heeft de wrakingskamer begrepen, toegevoegd aan het digitale dossier. Als de wederpartij tijdens de mondelinge behandeling al stukken heeft overgelegd, moet deze dus zichtbaar zijn voor verzoeker. Kennelijk heeft hij, als dit het geval is geweest, geen aanleiding gezien om hierop schriftelijk te reageren. Verzoeker is daartoe echter wel in de gelegenheid geweest.
3.11.
Gelet op het voorgaande kan dus niet worden gezegd dat er sprake is van een objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid bij de kantonrechter. .
Ad wrakingsgrond c
3.12.
Verzoeker heeft zijn stelling dat de kantonrechter een financieel belang zou hebben bij de beslissing ter zitting van 14 juli 2025 onderbouwd door te verwijzen naar zijn verzoek om correctie van het griffierecht. Het is niet aan de kantonrechter om te beslissen op een verzoek om correctie van het griffierecht. Van schijn van vooringenomenheid, voortkomend uit het uitblijven van een beslissing op dat verzoek, is daarom geen sprake.Daarom kan ook wrakingsgrond c. niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.
Conclusie
3.13.
Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. D.E. Alink, J.E. Bierling en M.F. Baaij, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.