ECLI:NL:RBDHA:2025:13949

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
29 juli 2025
Zaaknummer
C/09/687691 / KG RK 25-885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een civiele procedure

Op 28 juli 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door twee verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M. Tahiri, tegen kantonrechter mr. M. Nijenhuis. De wraking was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter vooringenomenheid zou hebben getoond in zijn beslissingen in de hoofdzaak, waarin de verzoekers als gedaagden optreden tegen een vennootschap onder firma. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek op 1 juli 2025, gevolgd door een zitting op 14 juli 2025. De verzoekers voerden aan dat de kantonrechter hen niet de kans had gegeven om bewijs te leveren, wat leidde tot hoge kosten voor een ongewenst deskundigenonderzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de motivering van de tussenvonnissen niet zodanig gebrekkig was dat dit grond kon vormen voor wraking. De kantonrechter had zijn discretionaire bevoegdheid om een deskundige te benoemen correct uitgeoefend en er waren geen aanwijzingen voor vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet toewijsbaar was en dat het proces in de hoofdzaak voortgezet moest worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/42
zaak- /rekestnummer: C/09/687691 / KG RK 25-885
Beslissing van 28 juli 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker 1] ,
en
[verzoeker 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] (gemeente [gemeente] ),
hierna te noemen: verzoekers,
gemachtigde: mr. M. Tahiri,
strekkende tot de wraking van
mr. M. Nijenhuis,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, binnengekomen bij de wrakingskamer op 1 juli 2025;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 1 juli 2025;
- het e-mailbericht zijdens verzoekers van 8 juli 2025 met als bijlage een in de hoofdzaak genomen akte uitlating.
1.2.
Op 14 juli 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen
  • [verzoeker 1] , bijgestaan door mr. M. Tahiri;
  • mr. J.A. Bussink, de advocaat van de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder.
De kantonrechter is niet ter zitting verschenen en heeft dit van tevoren laten weten..

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met het rolnummer 11065623 \ CV EXPL 24-1471 (de hoofdzaak) tussen verzoekers als gedaagden en de vennootschap onder firma [bedrijf] als eiser (de wederpartij).
2.2.
De hoofdzaak kent, voor zover relevant voor de beoordeling van het wrakingsverzoek, het volgende verloop. De kantonrechter heeft in zijn tussenvonnis van
13 maart 2025 het voornemen geuit om een deskundige te benoemen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. In hun daarop genomen akte van 10 april 2025 hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een deskundige en verzocht tussentijds hoger beroep te mogen instellen.
2.3.
De kantonrechter heeft op 26 juni 2025 een tweede tussenvonnis gewezen. De kantonrechter heeft daarin het verzoek van verzoekers tot het mogen instellen van tussentijds hoger beroep afgewezen. Voorts heeft hij bevolen dat de deskundige wordt benoemd die door de wederpartij is voorgesteld, teneinde een onderzoek in te stellen en antwoord te geven op de in het vonnis genoemde vragen. In het tussenvonnis is verder vermeld dat de griffier bij deze deskundige heeft geverifieerd of er een commerciële relatie bestaat tussen de wederpartij en de deskundige, hetgeen niet het geval bleek te zijn. Tevens is in het tussenvonnis bepaald dat verzoekers een voorschot aan deze deskundige moeten betalen en zijn verzoekers in de gelegenheid gesteld om tegen het voorschotbedrag bezwaar te maken.
2.4.
De gemachtigde van verzoekers heeft vervolgens namens verzoekers de kantonrechter gewraakt.
2.5.
Verzoekers hebben blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, samengevat het volgende aan hun verzoek ten grondslag gelegd. De kantonrechter heeft verzoekers niet de mogelijkheid gegeven bewijs te leveren, ondanks hun bewijsaanbod. Hierdoor zijn verzoekers geconfronteerd met hoge kosten voor een door hen ongewenst deskundigenonderzoek. Aldus is sprake van vooringenomenheid, althans het wekken van de schijn daarvan.
2.6.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoekers hebben tijdens de mondelinge behandeling op 14 juli 2025 toegelicht dat de wraking is gebaseerd op de onderlinge samenhang van de oordelen in het tussenvonnis van 13 maart 2025 en het tussenvonnis van 26 juni 2025. Het is de combinatie van de oordelen in die vonnissen die tot de wraking heeft geleid, aldus de gemachtigde van verzoekers. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat verzoekers ontvankelijk zijn in hun wrakingsverzoek, ook voor zover de wrakingsgronden betrekking hebben op het tussenvonnis van 13 maart 2025.
3.3.
Verzoekers leggen aan het verzoek ten grondslag dat de motivering van de tussenvonnissen zodanig gebrekkig is dat deze grond is voor wraking.
3.4.
De wrakingskamer overweegt als volgt. Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering van tussenvonnissen grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders, indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven. Daarvan is in dit geval geen sprake.
3.5.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 13 maart 2025 beslist een deskundige te benoemen. De bevoegdheid van de rechter om een deskundige te benoemen is een discretionaire bevoegdheid. Het is overgelaten aan het inzicht van de rechter die over de feiten oordeelt, of hij gebruik maakt van de bevoegdheid om zich te laten voorlichten door een deskundige. In de omstandigheid dat de kantonrechter gebruik heeft gemaakt van deze discretionaire bevoegdheid, kan geen (de schijn van) partijdigheid worden gevonden. Dat verzoekers een deskundigenbericht niet wenselijk achten, mede gelet op daaraan verbonden kosten, maakt dat niet anders. De kantonrechter is in het tussenvonnis van 26 juni 2025 uitgebreid en gemotiveerd ingegaan op de bezwaren van verzoekers tegen het benoemen van een deskundige en het standpunt van verzoekers dat zij daardoor worden beperkt in hun mogelijkheden om op andere wijze bewijs te leveren. In de overwegingen van de kantonrechter zijn geen aanwijzingen te vinden dat sprake is van (de schijn van) vooringenomenheid bij de kantonrechter. De omstandigheid dat de kantonrechter de door de wederpartij voorgedragen deskundige heeft benoemd, wijst daar evenmin op. De kantonrechter heeft de griffier bij de deskundige laten verifiëren of er commerciële banden zijn tussen de wederpartij en de deskundige en dat bleek niet het geval te zijn. Verzoekers worden niet gevolgd in hun stelling dat de kantonrechter aldus onvoldoende zou hebben beoordeeld of de deskundige onafhankelijk is van de wederpartij en dat daaruit (de schijn van) vooringenomenheid van de kantonrechter zou volgen.
3.5.
Er kan daarom niet geconcludeerd worden dat de beslissingen van de kantonrechter en de motivering daarvan in de tussenvonnissen naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kunnen worden verstaan dan als blijk van (de schijn van) vooringenomenheid. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn gemachtigde mr. M. Taheri;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.E. Bierling, D.E. Alink en M.F. Baaij, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.