ECLI:NL:RBDHA:2025:1382

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4077
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot overdracht aan Duitsland

Op 29 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de minister van Asiel en Migratie en een verzoeker die asiel heeft aangevraagd. De minister had op 10 december 2024 besloten de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij op 20 januari 2025 zou worden overgedragen aan Duitsland. Dit verzoek werd op 20 januari 2025 afgewezen. De overdracht vond echter niet plaats en de minister kondigde aan de verzoeker op 27 januari 2025 over te dragen. Ook dit verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen op 24 januari 2025. Op 28 januari 2025 diende de verzoeker opnieuw een verzoek in, nu met het oog op een overdracht op 30 januari 2025. De voorzieningenrechter besloot het onderzoek op 29 januari 2025 te sluiten zonder een zitting te houden, omdat er geen nieuwe of wezenlijk andere gronden waren aangevoerd in vergelijking met de eerdere verzoeken. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de conclusie dat er geen aanleiding was om anders te beslissen dan in de voorgaande procedures. De uitspraak werd gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4077

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de minister van Asiel en Migratie

Inleiding

1. Bij besluit van 10 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft op 17 december 2024 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en op 16 januari 2025 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen vanwege het voornemen om eiser op 20 januari 2025 over te dragen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 20 januari 2025 (zaaknummer: NL25.2187) afgewezen.
1.2.
De overdracht aan Duitsland op 20 januari 2025 heeft geen doorgang gevonden. De minister heeft verzoeker vervolgens te kennen gegeven voornemens te zijn hem op 27 januari 2025 over te dragen aan Duitsland. Op 23 januari 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 24 januari 2025 (zaaknummer: NL25.3385) afgewezen.
1.3.
De overdracht aan Duitsland op 27 januari 2025 heeft ook geen doorgang gevonden. De minister heeft verzoeker vervolgens te kennen gegeven voornemens te zijn hem op 30 januari 2025 over te dragen aan Duitsland. Op 28 januari 2025 heeft verzoeker de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens op 29 januari 2025 het onderzoek gesloten
.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken nu de overdracht op 30 januari 2025 zal plaatsvinden.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat dit het derde verzoek om een voorlopige voorziening is dat verzoeker heeft ingediend tegen zijn overdracht naar Duitsland. Zoals benoemd onder 1.2 en 1.3 zijn de eerdere verzoeken afgewezen bij uitspraken van 20 januari 2025 (zaaknummer: NL25.2187) en 24 januari 2025 (zaaknummer: NL25.3385). Verzoeker heeft in deze procedure geen nieuwe of wezenlijk andere gronden aangevoerd. De voorzieningenrechter ziet daarom geen aanleiding om anders te beslissen dan in de voorgaande procedures is gedaan.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.