ECLI:NL:RBDHA:2025:13784
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag tot overneming van private schuld in het kader van de Wet hersteloperatie toeslagen
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om overneming van schulden op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) beoordeeld. Eiser, die is aangemerkt als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire, had verzocht om overneming van een schuld van € 21.655,- aan [bedrijfsnaam] voor de aankoop van meubelen in mei 2019. De aanvraag werd door de minister van Financiën afgewezen, omdat volgens verweerder niet kon worden vastgesteld dat de schuld binnen de wettelijke referteperiode van 1 januari 2006 tot 1 juni 2021 was opgeëist.
De rechtbank heeft op 4 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat verweerder op goede gronden heeft vastgesteld dat de opeisbaarheid van de schuld niet voldoende kon worden aangetoond. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd dat de schuld aan de voorwaarden van de Wht voldeed. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen herstelmogelijkheid hoefde te bieden, aangezien eiser voldoende gelegenheid had om nadere bewijzen te overleggen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het betaalde griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.