ECLI:NL:RBDHA:2025:13730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
C/09/682209 / FA RK 25-2097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor medische behandeling van minderjarige met ADHD

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige, [minderjarige 2], die gediagnosticeerd is met ADHD. De moeder van de minderjarige heeft verzocht om toestemming om ADHD-medicatie te geven aan [minderjarige 2], die in 2023 is gediagnosticeerd. De vader heeft geen verweer gevoerd en is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken en de moeder heeft haar verzoek om vaccinatie ingetrokken, omdat de vader inmiddels toestemming heeft verleend.

De rechtbank heeft besloten de beslissing aan te houden in afwachting van aanvullende informatie van de kinderarts. De moeder heeft aangegeven dat de ADHD-medicatie noodzakelijk is voor [minderjarige 2] om zijn schoolprestaties te verbeteren. De rechtbank heeft benadrukt dat het van belang is om de evaluatie van de proefmedicatie af te wachten en dat er onvoldoende informatie is over de noodzaak van de medicatie zonder een brief van de kinderarts. De zaak is aangehouden tot 1 augustus 2025, waarbij partijen moeten rapporteren over de stand van zaken en de moeder een brief van de kinderarts moet overleggen.

De beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, (kinder)rechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 4 juni 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2097
Zaaknummer: C/09/682209
Datum beschikking: 4 juni 2025 (bij vervroeging)

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 21 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. D.H.P.C. Glaudemans in Delft.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
De minderjarige [minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt.
Op 26 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat.
De vader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen op de zitting.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2016 in [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2018 in [geboorteplaats 1] ,
  • [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2021 in [geboorteplaats 2] .
  • De vader heeft de kinderen erkend.
  • Volgens een aantekening in het gezagsregister op 2 juni 2017 oefenen de ouders gezamenlijk het gezag uit.
  • De kinderen verblijven bij de moeder.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW verzocht:
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om aan [minderjarige 2] ADHD-medicatie te geven;
  • aan haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen volgens het rijksvaccinatieprogramma te laten vaccineren.
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft geen verweer gevoerd.
Op de zitting heeft de moeder haar verzoek om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen te laten vaccineren volgens het rijksvaccinatieprogramma, ingetrokken, omdat de vader daarvoor inmiddels zijn toestemming heeft verleend.

Beoordeling

Vervangende toestemming medische behandeling
Wettelijk kader
Artikel 1: 253a eerste en tweede lid BW bepaalt dat in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen tussen de ouders, waaronder ten aanzien van een medische behandeling, op verzoek van beide of van een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd
Inhoudelijke beoordeling
De moeder verzoekt vervangende toestemming voor het gebruik van ADHD medicatie voor [minderjarige 2] , die in 2023 is gediagnosticeerd met ADHD. Door de ADHD gaat het al langere tijd niet goed met [minderjarige 2] op school. Door middel van ambulante hulpverlening is geprobeerd [minderjarige 2] te ondersteunen maar dit heeft alleen tijdelijk effect gehad. De moeder is van mening dat ADHD medicatie noodzakelijk is voor [minderjarige 2] onder andere omdat hij anders naar een andere school moet. Op de zitting heeft de moeder toegelicht dat de ouders recent afspraken hadden gemaakt over de ADHD medicatie van [minderjarige 2] tijdens de schooluren. Tijdens het gesprek met de kinderarts was de moeder online aanwezig en was zij ziek. Nadien heeft de moeder zich bedacht en wil zij dat [minderjarige 2] ook de medicatie gebruikt buiten schooluren en in de weekenden. De vader heeft hiermee niet ingestemd, waardoor zij het verzoek tot vervangende toestemming handhaaft.
De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling kort telefonisch gehad met de vader. Hij heeft bevestigd dat de ouders afspraken hebben gemaakt over de ADHD medicatie van [minderjarige 2] tijdens de schooluren. Daarom is [minderjarige 2] gestart met proefmedicatie waarvan het eerste verloop op 5 juni 2025 door de beide ouders met de kinderarts zal worden besproken tijdens een evaluatie. Voor het einde van het huidige schooljaar zal er een eindgesprek zijn met de kinderarts om te bezien hoe het nu verder moet met de ADHD medicatie.
De rechtbank acht het van belang dat de evaluatie en het eindgesprek met de kinderarts worden afgewacht, voordat zij een beslissing zal nemen. Op dit moment zijn de effecten nog niet duidelijk omdat de proefmedicatie pas sinds enkele dagen is gestart. Daarnaast heeft de rechtbank onvoldoende informatie omdat er geen brief van een arts in het geding is gebracht waaruit blijkt dat ADHD medicatie wordt aangeraden en zo ja welke dan. De rechtbank heeft samen met de ouders afgesproken dat de moeder de brief van de kinderarts nog in het geding zal brengen en dat de zaak zal worden aangehouden tot 1 augustus 2025. De advocaat van de moeder zal de rechtbank berichten over de stand van zaken en hoe de gesprekken zijn verlopen. Bij uitzondering is daarbij afgesproken dat de vader aan de advocaat van de moeder laat weten of zijn standpunt is gewijzigd, waarna de zaak schriftelijk door de rechtbank zal worden afgedaan.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de moeder een brief van de kinderarts in het geding brengt waaruit blijkt dat [minderjarige 2] ADHD medicatie nodig heeft en wat het voorstel van de kinderarts daarvoor is;
*
bepaalt dat partijen voorafgaand aan de pro forma datum aan de rechtbank moeten berichten over de stand van zaken;
*
houdt de beslissing ten aanzien van
de vervangende toestemming medische behandelingaan tot
1 augustus 2025 pro forma,waarna de zaak op de stukken zal worden afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 4 juni 2025.