ECLI:NL:RBDHA:2025:13693

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
25 juli 2025
Zaaknummer
NL21.4281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een procedure betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar aangetekend tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had afgewezen en haar een inreisverbod van twee jaar had opgelegd. Na het indienen van het bezwaar, verklaarde de minister het bezwaar op 7 oktober 2021 gegrond, maar verzoekster trok haar verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om te reageren op dit verzoek.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen werd uiteengezet dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 8:75a, omdat het verzoek om voorlopige voorziening niet de aanleiding was voor het besluit op bezwaar. Daarom werd het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.4281

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2021 heeft verweerder de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen en aan verzoekster een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 7 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en daarbij verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken op het verzoek tot veroordeling tot vergoeding van de proceskosten te reageren. Verweerder heeft op 26 oktober 2021 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. Verweerder heeft in zijn reactie op het verzoek tot vergoeding van de proceskosten gesteld dat het primaire besluit is herroepen, maar dat deze niet onrechtmatig was. Daarom ziet verweerder geen aanleiding tot vergoeding van de proceskosten.
3. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van een tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Voor een veroordeling tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster op grond van art. 8:75a van de Awb is vereist dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen. Uit de reactie van verweerder op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster is af te leiden dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet de aanleiding is geweest voor het besluit op bezwaar. Om die reden zal het verzoek om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van verzoekster worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.