In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres had op 25 november 2024 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 oktober 2024, waarin het Uwv haar aanvraag had afgewezen. Aangezien het Uwv niet binnen de wettelijke termijn van acht weken op het bezwaar had beslist, heeft eiseres op 27 mei 2025 beroep ingesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank heeft het Uwv opgedragen om binnen negen weken na de uitspraak alsnog een beslissing op bezwaar te nemen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het Uwv een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van het betaalde griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J. Schaaf, in aanwezigheid van griffier S.I. Teunissen, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.