ECLI:NL:RBDHA:2025:13630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
C/09/685214 / JE RK 25-874
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 juli 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [de moeder] en [de vader], gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootmoeder aan moederszijde. De kinderrechter heeft de procedure opgestart na een verzoek van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, die de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor een jaar wilde verlengen. Tijdens de zitting op 1 juli 2025 waren de ouders en de grootmoeder aanwezig, en de kinderrechter heeft de mening van de kinderen gevraagd, die hun wensen in een brief hebben verwoord. De kinderrechter heeft de positieve ontwikkeling in de opvoedsituatie van de kinderen erkend en geconcludeerd dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor hun verzorging en opvoeding. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn verlengd tot 10 juli 2026.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/685214 / JE RK 25-874
Datum uitspraak: 1 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna ook gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
BRP-verblijfplaats ongeregistreerd, briefadres te [plaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de grootmoeder], hierna te noemen: de grootmoeder (moederszijde).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 15 mei 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling;
- de grootmoeder.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben geschreven. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de grootmoeder moederszijde.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 januari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 10 juli 2025 en voor dezelfde duur een machtiging verleend [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de grootmoeder moederszijde. Ook heeft de kinderrechter Stichting Jeugdbescherming Amsterdam vervangen door Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Per 9 januari 2025 is het gezin overgedragen aan de gecertificeerde instelling. Vanuit het monitorteam is de acute veiligheid geborgd en zijn er veiligheidsafspraken gemaakt. Per 4 april 2025 is een vaste jeugdbeschermer betrokken geraakt bij het gezin. Sindsdien is ingezet op de analyse van het gezinspatroon en het contact leggen met de betrokkenen. Er wordt gezien dat de kinderen het fijn hebben bij de grootmoeder en dat alle betrokkenen, waaronder de kinderen, graag willen dat zij hier kunnen blijven. De oma kan hen de rust, stabiliteit en veilige omgeving bieden die zij nodig hebben om zich te kunnen ontwikkelen. Wel wordt gezien dat er nog onduidelijkheid en spanning bestaat in het contact tussen de moeder en de grootmoeder, wat voor spanningen zorgt in het hele familiesysteem. De kinderen zitten hiernaast op dit moment in het beginstadium van hun traumabehandeling bij FamilySupporters, en dit vraagt veel van hen. De gecertificeerde instelling zou graag betrokken willen blijven bij het gezin zodat zij de grootmoeder kunnen ondersteunen in de zorg voor de kinderen. Ook zouden zij de hulpverlening voor de kinderen willen blijven monitoren, om tijdig te kunnen schakelen naar andere vormen van hulp als de behandeling van Family Supporters niet voldoende blijkt te zijn voor hen. Hiernaast wil de gecertificeerde instelling in de komende periode samen met de moeder onderzoeken wat zij nodig heeft om er weer zelfstandig boven op te komen, en wat nodig is om te kunnen toewerken naar een eventuele (gedeeltelijke) thuisplaatsing. Ook dient er te worden ingezet op het contact tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , en hun halfbroertje [naam 2] .

4.De standpunten

4.1.
Door de vader is ter zitting naar voren gebracht dat de kinderen het beste bij de grootmoeder kunnen blijven. Het zou fijn zijn voor de moeder en voor de kinderen als de moeder haar eigen woning kan vinden.
4.2.
Door de moeder is ook ter zitting naar voren gebracht dat de kinderen het beste nu nog bij de grootmoeder kunnen blijven. Het is goed als de hulpverlening van de kinderen gemonitord kan blijven.
4.3.
De grootmoeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het goed gaat met de kinderen bij haar thuis, maar dat de traumabehandeling wel veel van hen vraagt. Het brengt veel spanning, boosheid en onmacht bij hen teweeg, maar zij kunnen hier gelukkig goed met de grootmoeder over praten. Het contact tussen de moeder en de kinderen verloopt op dit moment goed. Soms zijn er spanningen tussen hen, maar het opgestelde veiligheidsplan werkt goed.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Er is sprake een positieve lijn in de opvoedsituatie van de kinderen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk om deze positieve lijn voort te zetten en te bestendigen. In de eerste plaats om ervoor te zorgen dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] (tijdig) de noodzakelijke hulpverlening ontvangen. Alle betrokkenen zien het belang van de hulpverlening voor de kinderen in. Het is echter niet duidelijk welke hulpverlening het meest passend is. Gezien wordt dat de hulpverlening nog veel spanning opwekt bij de kinderen. Daarom is het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die de hulpverlening van de kinderen kan monitoren, en waar nodig de hulp tijdig kan uitbreiden naar andere vormen van hulp. Met betrekking tot de machtiging uithuisplaatsing zijn alle betrokkenen het erover eens dat het goed gaat met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de grootmoeder (moederzijde) en dat zij hier de rust en stabiliteit krijgen die zij nodig hebben. Het is voor de kinderen op dit moment niet mogelijk om (gedeeltelijk) terug te worden geplaatst bij de moeder. Hiervoor moet de persoonlijke (woon)situatie van de moeder op orde worden gebracht. De jeugdbeschermer kan bekijken welke hulp en steun voor de moeder gewenst is om haar persoonlijke situatie te verbeteren en kan bezien welke ondersteuning de grootmoeder verder nodig heeft in de zorg voor de kinderen. Het is van belang dat de rust en stabiliteit die nu aanwezig is in de thuissituatie van de kinderen bij de grootmoeder wordt geborgd, en dat een jeugdbeschermer zich kan inzetten om het contact tussen de vader, de moeder, de grootmoeder en de kinderen te bevorderen en te versterken. Ook is het van belang dat de jeugdbeschermer betrokken blijft bij het herstel van het contact tussen [minderjarige 2] , [minderjarige 1] en [naam 2] . Hoewel alle betrokkenen het eens zijn over de plaatsing van de kinderen bij de grootmoeder, volgt uit artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek (BW) dat, nu de ondertoezichtstelling van de kinderen wordt verlengd, een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen tevens noodzakelijk is.
5.3.
Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 10 juli 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg tot 10 juli 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025 door mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265c, tweede lid, BW.