ECLI:NL:RBDHA:2025:13522

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
NL25.30604
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van ernstig zieke vreemdeling en schending van zorgplicht door de autoriteiten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juli 2025 uitspraak gedaan over de onrechtmatige bewaring van een vreemdeling die ernstig ziek is. De eiser, overgenomen van de Duitse autoriteiten, heeft kanker en ondergaat chemotherapie. De rechtbank oordeelt dat de autoriteiten in gebreke zijn gebleven in hun zorgplicht, doordat de noodzakelijke medische behandeling niet is voortgezet na de overname. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is opgelegd, omdat de medische zorg die de eiser nodig heeft niet is gegarandeerd. De rechtbank beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring en de onmiddellijke invrijheidstelling van de eiser. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de eiser. De rechtbank benadrukt dat de zorgplicht van de autoriteiten voor vreemdelingen in bewaring voorop staat en dat elk vreemdelingenrechtelijk doel ondergeschikt is aan deze zorgplicht. De uitspraak onderstreept de noodzaak voor de autoriteiten om te waarborgen dat vreemdelingen met medische problemen de zorg krijgen die zij nodig hebben, en dat de wijze van tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring niet in strijd mag zijn met de grondrechten van de betrokken vreemdeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.30604
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 22 juli 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v-nummer],

gestelde geboortedatum [geboortedatum] 1998,
gestelde [nationaliteit] nationaliteit,
eiser,
(gemachtigde: mr. J.L. Crutzen),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. A. Faddach).

Zitting hebben:

mr. S. van Lokven, rechter, en
mr. S.C. Mellendijk - Leinders, griffier.

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 juli 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b, en c van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Op 10 juli 2025 heeft eiser tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, welk beroep tevens wordt aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Eiser is opgeroepen om in persoon te worden gehoord over de bewaringsmaatregel en is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft aansluitend aan de behandeling van het beroep ter zitting het onderzoek gesloten en mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de onmiddellijke opheffing van de maatregel van bewaring;
- gelast de onmiddellijke invrijheidsstelling van eiser;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 1.430,- te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Overwegingen

1. Eiser is op 9 juli 2025 op grond van een Dublin-claimakkoord overgenomen van de Duitse autoriteiten en vervolgens gehoord in verband met een mogelijk op te leggen maatregel
van bewaring. Op 9 juli 2025, na het gehoor, is eiser in bewaring gesteld op de zogenoemde ‘asielgrond’, omdat hij op 9 juli 2025 na de overname een asielaanvraag heeft gedaan.
2. In het formulier waarmee de feitelijke overdracht wordt aangekondigd hebben de Duitse autoriteiten vermeld dat eiser medische hulp behoeft en dat deze mededeling is gebaseerd op informatie van “medicall staff”. Daarnaast is vermeld dat “The applicant suffers from B-cell-lymphoma” en is verwezen naar een bijlage waaruit onder meer een actueel medisch behandelplan blijkt. De Duitse autoriteiten hebben ook expliciet aangeven dat de behandeling na aankomst in de verantwoordelijke lidstaat moet worden voortgezet. Het bij het aankondigingsformulier gevoegde document is een brief van 8 pagina’s van
1 juli 2025 van een arts werkzaam bij het ziekenhuis in Schweinfurt, Duitsland, gericht aan collega-artsen en ziet dus op overdracht van het medische dossier van eiser. Uit deze brief blijkt onder meer dat eiser chemotherapie ondergaat en dat acht verschillende medicijnen zijn voorgeschreven. In de brief is verder ‘vetgedrukt’ het navolgende vermeld:

Unter laufender Chemotherapie/Antikörpertherapie bitten wir um regelmaßige
Kontrollen des kleinen Blutbildes sowie der Nieren- und Leberwerte, 1 x in der Woche. Bei Infektzeichen oder Auftreten von Fieber bitten wir um eine frühzeitige antibiotische Therapie sowie ggf. die stationare Wiedervorstellung.
Wir bitten um Gabe von Filgrastim 30 Mio. IE am 03. bis 05.07.25 mit darauffolgender
Laborkontrolle am 07.07.2025.
Wit vereinbarten einen Termin zum 6. ZkIus R-CHOP am 14.07.25. Im Anschluss ist em Re-Staging mittels CT vs. PET-CT angedacht.
(…)
3. De Duitse autoriteiten hebben op 18 juni 2025 aangekondigd dat eiser op 9 juli 2025 zal worden overgedragen. Verweerder wéét dus op 18 juni 2025 dat een vreemdeling wordt overgedragen die kanker heeft en die hiervoor onder behandeling staat. Op 18 juni 2025 neemt verweerder ook kennis van de brief van de arts waarin gedetailleerd medische onderzoeksbevindingen zijn vermeld en is weergegeven welke behandeling wordt gegeven, namelijk chemotherapie, in combinatie met medicatie. Op 18 juni 2025 wéét verweerder ook dat de behandeld arts uitdrukkelijk heeft vermeld dat regelmatig, 1 x per week, het bloedbeeld van eiser moet worden bekeken en de nier- en leverwaarden moeten worden gecontroleerd. Verweerder is er van op de hoogte dat op 14 juli 2025 een vervolgafspraak was voorzien.
4. Duitsland mag er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgaan dat Nederland zich aan zijn verplichtingen uit hoofde van de Opvangrichtlijn houdt en dus ook de noodzakelijke medische zorg aan asielzoekers biedt. Verweerder heeft de Duitse autoriteiten bovendien niet medegedeeld dat de noodzakelijke medische zorg niet tijdig aan eiser kan worden geleverd. Eiser wordt 21 dagen nadat verweerder bekend is geraakt met bovenstaande medische gegevens dan ook door de Duitse autoriteiten overgedragen aan Nederland en aansluitend aan de overname door verweerder in bewaring gesteld.
5. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Verweerder heeft vijf zogenoemde zware gronden en vier zogenoemde lichte gronden opgevoerd om het onttrekkingsrisico te onderbouwen. Verweerder heeft tevens gemotiveerd dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij is opgehouden op een onjuiste grondslag en dat voorts, gelet op zijn gezondheid, een belangenafweging had moet worden verricht die in zijn voordeel uitvalt.
7. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank de grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c, Vw 2000, ter zitting laten vallen en heeft erkend dat eiser op een verkeerde grondslag is opgehouden, maar vindt dat de daarom te verrichten belangenafweging in het voordeel van verweerder moet uitvallen. Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is opgelegd. Verweerder heeft erkend dat verweerder bij het opleggen van de maatregel bekend was met de door de Duitse autoriteiten verschafte informatie over de medische situatie van eiser en de ingezette noodzakelijke medische behandeling, maar verweerder vindt dat in de maatregel deugdelijk is gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel en vindt dat daarbij ook voldoende is ingegaan op de medische omstandigheden.
8. De rechtbank komt tot de conclusie dat de maatregel van aanvang af onrechtmatig is vanwege de wijze van tenuitvoerleggen daarvan en motiveert dit als volgt.
9. In het proces-verbaal van het bewaringsgehoor is onder meer het navolgende vermeld:
(…)
V: Gebruikt u medicijnen?
A: ja. Ik heb kanker. Ik heb medicatie meegenomen en ik heb binnenkort en afspraak voor
chemotherapie. Ik heb hiervan ook een medisch dossier.
V: Waar heeft u deze afspraak?
A: Dat is in Duitsland. Ik zou daar chemotherapie krijgen,
V: Hoe is uw gezondheid?
A: Ik heb kanker
V: de arts heeft u zojuist bezocht. Heeft deze nog iets tegen u gezegd?
A: de dokter is geweest en ik heb hem gezegd dat ik heel erg ziek ben. Hij heeft mijn medisch dossier gelezen. Ik heb ook medicatie meegekregen vanuit Duitsland. Hij heeft gezegd dat ik chemotherapie moet volgen. Dat moet buiten de gevangenis.
Opmerking. aan betrokkene is uitgelegd dat dit zal kunnen gebeuren in een penitentiaire ziekenhuis.
Opmerking verbalisant:
U bent vandaag door de Duitse autoriteiten overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten. Ik leg aan betrokkene uit dat alle medische faciliteiten in het Detentiecentrum aanwezig zijn. Daarnaast zal betrokkene een intake krijgen van de medische dienst op voornoemde locatie. Ten aanzien van de medische zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra kan worden gesteld dat deze gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Als er niet voldoende zorg kan worden gegeven, wordt betrokkene overgeplaatst naar een zorginstelling.
A: ik kan niet blijven in detentie, want ik heb kanker.
Opmerking:
Ik leg aan betrokkene uit dat hij niet terug kan naar Duitsland, omdat hij overgedragen is, maar dat hij de juiste medische behandeling zal krijgen in het detentiecentrum.
(…)
Het voornemen bestaat om aan u de maatregel vreemdelingenbewaring op te leggen, aangezien uw 2 eerdere asielaanvragen zijn afgewezen en u niet zelfstandig terug bent gegaan naar uw eigen land. We hebben u reeds 2 maal overgenomen van buitenlandse autoriteiten en dus denk ik niet dat u vrijwillig terug zult gaan, mocht ook negatief over deze asielaanvraag beslist worden. Deze maatregel houdt in dat u voorafgaand aan een voorgenomen onvrijwillige terugkeer naar uw land van herkomst zal moeten verblijven in een speciaal daartoe ingericht cellencomplex. Gezien uw ziektebeeld lijkt me dit ook humaner, aangezien hier medische voorzieningen aanwezig zijn waarmee u geholpen kunt worden. Kunt u mij een reden of redenen noemen, waarom ik u niet in vreemdelingenbewaring zou moetenstellen?
A: ik smeek je, laat me vrij. Ik ben wel ziek en waarschijnlijk ga ik dood.
V: Daarom vind ik het humaner om u over te brengen naar een detentiecentrum waar medische voorzieningen aanwezig zijn zodat u geholpen kan worden
A; kan ik wel asiel aanvragen en gaan en dan krijg ik ook hulp?
(…)
10. In de maatregel van bewaring is onder meer het navolgende overwogen:
(…)
Betrokkene geeft aan dat hij kanker heeft en dat hij chemotherapie moet krijgen. Betrokkene geeft aan dat hij over 5 dagen in Schweinfurt in het Leopoldsziekenhuis hiervoor een afspraak heeft. Ik heb dit middels het gemeenschappelijk grens-coördinatiecentrum proberen te controleren, maar de informatie krijgen ze niet omdat dit medisch geheim betreft. Aangezien betrokkene door de Duitse autoriteiten overgedragen is aan de Nederlandse autoriteiten kan hij ook niet terug naar Duitsland.
Betrokkene is er op gewezen dat, mochten er zich medische omstandigheden voordoen, alle
medische faciliteiten in het Detentiecentrum aanwezig zijn. Daarnaast zal betrokkene een
intake krijgen van de medische dienst op voornoemde locatie. Ten aanzien van de medische
zorgverlening binnen de detentie- en uitzetcentra kan worden gesteld dat deze gelijkwaardig
is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij. Als er niet voldoende zorg kan worden
gegeven, wordt betrokkene overgeplaatst naar een zorginstelling. Mijn inziens is het humaner om betrokkene daarom over te brengen naar het detentiecentrum met de medische voorzieningen zodat hij daar geholpen kan worden aan zijn ziekte kanker. Als hij gaat rondzwerven krijgt hij mogelijk niet de hulp die hij nodig heeft.
Ook deze genoemde reden is het mijn inziens niet onevenredig bezwaarlijk dat betrokkene in vreemdelingenbewaring wordt gesteld.
(…)
11. De rechtbank heeft eiser bij de aanvang van de behandeling van het beroep ter zitting gevraagd hoe het met hem gaat en of zijn medische behandeling is gecontinueerd. Eiser heeft aangegeven drie dagen voor de behandeling ter zitting op eigen initiatief de inrichtingsarts te hebben gesproken en dat deze heeft aangegeven dat eiser ‘op een lijst’ zou worden geplaatst, maar dat eiser niet weet welke lijst wordt bedoeld. Eiser heeft enige medicatie vanuit Duitsland meegenomen en heeft voorts op vragen van de rechtbank aangegeven gedurende zijn inbewaringstelling vanuit het detentiecentrum (DTC) alleen pijnstillende medicatie te hebben ontvangen. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij vier maanden geleden is gediagnosticeerd met kanker, ook bloedarmoede heeft, zich thans heel slecht voelt, ’s ochtends geregeld bloed opgeeft en last van zijn keel heeft. Eiser heeft de daarnaast rechtbank getoond dat de nagels van al zijn vingers blauwgekleurd zijn en dat hij net onder zijn sleutelbeen aan de rechterzijde op zijn borst een uitstekende knobbel heeft met, een door de rechtbank geschatte, diameter van ruim 5 centimeter. Eiser heeft toegelicht dat die verband houdt met de door eiser ondergane chemotherapie. Op vragen van de rechtbank heeft de gemachtigde van eiser aangegeven dat hij het medische dossier van eiser niet heeft opgevraagd in het DTC en ook geen contact heeft opgenomen met de medische dienst van het DTC, maar dat hij eiser wel heeft gesproken voorafgaand aan de oplegging van de maatregel en dat hij toen gezegd heeft dat de maatregel niet zou moeten worden opgelegd. Verweerder heeft op vragen van de rechtbank aangegeven geen toegang te hebben tot het medische dossier van eiser en contact te hebben gezocht met de regievoerder over de medische situatie van eiser, maar dat dit contact niet tot stand is gekomen.
12. De rechtbank stelt vast dat de chemotherapie en de medicamenteuze behandeling die eiser ondergaat, omdat hij kanker heeft, niet is voortgezet nadat verweerder eiser heeft overgenomen van de Duitse autoriteiten en aan hem de maatregel van bewaring heeft opgelegd. Verweerder wist op 18 juni 2025 dat eiser op 9 juli 2025 zou worden overgedragen en is toen ook op de hoogte geraakt van de medische problematiek die eiser heeft, de behandeling die hij ondergaat en de noodzaak, volgens de Duitse behandelend arts, van de voortzetting van die ingezette behandeling. Verweerder moest zich dus vanaf
18 juni 2025 voorbereiden op de komst van eiser en met name zorgdragen dat eiser, ongeacht of hij in bewaring zou worden gesteld, daadwerkelijk toegang heeft tot deze noodzakelijke medische zorg. De rechtbank merkt hierbij op dat deze verplichting, omdat eiser een asielaanvraag heeft ingediend, uit de Opvangrichtlijn voortvloeit, maar indien eiser geen asielaanvraag zou hebben ingediend zou verweerder hiertoe overigens ook verplicht zijn. Artikel 1 van het Handvest van de Grondrechten bepaalt immers dat de menselijke waardigheid onschendbaar is en moet worden geëerbiedigd en beschermd. De Uniewetgever heeft niet bepaald dat er een voorbehoud mag worden gemaakt ten aanzien van mensen die geen rechtmatig verblijf hebben. Indien eiser geen asielaanvraag zou hebben ingediend, zou hij onder de werkingssfeer van richtlijn 2008/115 vallen en de tenuitvoerlegging van die richtlijn moet dus geschieden met inachtneming van de grondrechten en dus ook met eerbiediging van de menselijke waardigheid.
13. In de maatregel van bewaring is vermeld dat de hulpofficier van justitie middels het gemeenschappelijk grens-coördinatiecentrum heeft geprobeerd om de verklaringen van eiser over zijn ziekte en behandeling te controleren, maar deze informatie niet heeft verkregen vanwege privacy-redenen. De rechtbank leidt uit deze passage in de maatregel af dat deze hulpofficier van justitie kennelijk geen kennis heeft genomen van de brief van de Duitse arts en van de informatie van de Duitse autoriteiten. De rechtbank acht dit buitengewoon onzorgvuldig. De Dublinverordening voorziet in het met toestemming van de betrokken vreemdeling delen van medische gegevens juist in de mogelijkheid om een vreemdeling met medische problematiek verantwoord te kunnen en te mogen overdragen. Deze waarborg is zinledig als verweerder niet zorgdraagt dat degenen die eiser feitelijk overnemen van de Duitse autoriteiten ook daadwerkelijk kennis nemen van deze informatie. De rechtbank acht het ook buitengewoon onzorgvuldig dat vervolgens een maatregel wordt opgelegd met de standaardmotivering over de beschikbare zorg binnen het DTC en over de vanuit het DTC georganiseerde medische hulp in externe zorginstellingen, zonder dat verweerder -uit eigen beweging- is nagegaan of eiser daadwerkelijk op de door de Duitse arts aangegeven termijn en met de door de Duitse arts aangegeven frequentie toegang zal hebben tot voortzetting van de behandeling met chemotherapie en medicatie.
14. Na de overname en voorafgaand aan oplegging van de maatregel is eiser gezien door een arts. Deze arts heeft tegen eiser gezegd dat hij chemotherapie nodig heeft en dat dit ‘buiten de gevangenis moet plaatsvinden’. De rechtbank gaat er van uit dat deze arts, die de medische stukken van eiser wel heeft gelezen, dit niet alleen tegen eiser heeft gezegd, maar ook tegen de hulpofficier die eiser heeft gehoord over de mogelijk op te leggen maatregel omdat hij eiser heeft geschouwd na de overname. Eiser heeft bij de inkomst in het DTC een zogenoemde ‘medische intake’ gehad en kennelijk is bij die intake niet geconstateerd dat onmiddellijk moest worden geregeld dat eiser op korte termijn zijn volgende chemobehandeling kon ondergaan en zijn nier- en leverwaarden kon laten controleren. Het heeft er alle schijn van dat degene die de medische intake heeft verricht, geen kennis heeft genomen van de brief van de Duitse arts omdat daaruit de noodzaak blijkt van het continueren van de medische behandeling. De rechtbank acht dit onbegrijpelijk, mede omdat eiser medicatie die de chemotherapie ondersteunt bij zich droeg en dit dus moet zijn geconstateerd bij de inkomst en medische intake. Eiser is op 9 juli 2025 in bewaring gesteld. De rechtbank moet op 22 juli 2025 ter zitting vaststellen dat eiser na zijn medische intake één gesprek met de inrichtingarts op eisers’ initiatief heeft gehad en dat de inrichtingarts op geen enkel moment uit eigen beweging met eiser heeft gesproken over het voortzetten van de in Duitsland ingezette behandeling. Ook blijkt uit het dossier niet dat de inrichtingarts, nadat eiser op zijn initiatief met de arts heeft gesproken, inspanningen heeft verricht om medische zorg voor eiser te verkrijgen of om te beoordelen of eiser, bij gebrek aan een adequate medische behandeling, als detentieongeschikt moet worden aangemerkt.
15. Verweerder heeft bij de motivering waarom niet is volstaan met de oplegging van een lichter middel betrokken dat “het humaner zou zijn om eiser over te brengen naar het detentiecentrum met de medische voorzieningen zodat hij daar geholpen kan worden aan zijn ziekte kanker en dat als hij gaat rondzwerven, hij mogelijk niet de hulp krijgt die hij nodig heeft”. De rechtbank overweegt dat de opgelegde bewaringsmaatregel niet strekt tot het bieden van gezondheidszorg, maar tot het verkrijgen van gegevens over de identiteit, nationaliteit en de asielmotieven. De rechtbank begrijpt dat deze overweging is gemaakt uit goede bedoelingen, maar stelt wel vast dat niet is onderkend dat deze vrijheidsontnemende maatregel enkel mag worden opgelegd als het met de maatregel beoogde doel niet op een andere wijze kan worden bereikt en alleen als oplegging van de maatregel proportioneel en evenredig is. Eiser is in bewaring gesteld gedurende zijn asielprocedure maar heeft vanwege zijn asielaanvraag reeds onder meer recht op medische zorg. Daargelaten dat het bieden van medische zorg geen vrijheidsontnemende bewaringsmaatregel rechtvaardigt, heeft verweerder bij het opleggen ook niet onderkend dat eiser niet hoeft te gaan ‘rondzwerven’, maar recht heeft op opvang en (medische) voorzieningen. De rechtbank overweegt dat indien de medewerkers van de KMar dit alles niet overzien, dan in ieder geval door de schouwarts en in het DTC, bij de medische intake, door de regievoerder(s) en de medische dienst onmiddellijk had moeten worden onderkend dat eiser met spoed had moeten worden toegeleid naar medische behandeling en dat als dit niet zou kunnen, eiser reeds hierom in vrijheid had moeten worden gesteld.
16. Eiser is op de juiste grondslag in bewaring gesteld, er is sprake van een onttrekkingsrisico en het opleggen van een lichter middel zal naar alle waarschijnlijk niet leiden tot het beschikbaar blijven van eiser voor zijn asielprocedure. Dit alles is evenwel van geen enkele betekenis als verweerder niet in staat is om zijn zorgplicht ten aanzien van eiser zodanig in te vullen dat -tenminste- zijn ingezette chemotherapie en medicamenteuze behandeling kan worden gecontinueerd. Eiser wordt in bewaring gehouden en is dus niet in staat om zelf zorg te dragen voor zijn behandeling. Het enige wat eiser kan doen is bij het bewaringsgehoor en de medische intake verklaren dat hij kanker heeft en behandeling nodig heeft en zich wenden tot de inrichtingarts. Hoewel het aan verweerder is om deze zorg te garanderen en uit eigen beweging te bieden op het moment dat hij eiser in bewaring stelt, is verweerder zelfs niet in staat gebleken om adequaat te handelen op het expliciete en herhaaldelijk gedane verzoek van eiser om medische behandeling voor kanker en bloedarmoede. Indien verweerder een vreemdeling met ernstige medische problematiek in bewaring stelt, volstaat het niet om de vreemdeling mede te delen dat er medische zorg in het DTC beschikbaar is en dat de vreemdeling daar maar om moet vragen. Indien verweerder het noodzakelijk, proportioneel en evenredig acht om een vreemdeling die ernstig ziek is en daarvoor een medische behandeling ondergaat in bewaring te stellen, is verweerder verplicht om zich ervan te vergewissen of de medische behandeling daadwerkelijk kan worden voortgezet in plaats van mede te delen dat “de zorg binnen vergelijkbaar is met de zorg buiten”. Verweerder dient zich hier niet alleen van te vergewissen, maar ook -uit eigen beweging- te bewerkstelligen dat de ingezette behandeling kan worden voortgezet en de medische situatie niet verslechtert door de inbewaringstelling of een vooruitgang in de medische situatie niet belemmert. Elk vreemdelingrechtelijk doel is ondergeschikt aan de medische en andere zorgplicht die verweerder heeft voor vreemdelingen die zij in bewaring stelt. Als verweerder niet in staat is te garanderen dat de vreemdeling de noodzakelijke medische zorg daadwerkelijk ontvangt en niet in staat is hiervoor zorg te dragen, staat dit absoluut in de weg aan oplegging en voortzetting van een bewaringsmaatregel.
17. De rechtbank zal zich in de onderhavige procedure niet tot het Hof van Justitie wenden om de prejudiciële vraag voor te leggen of uit het Unierecht voortvloeit dat de bewaringsrechter ook de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring moet betrekken bij de rechtmatigheidsbeoordeling van de maatregel. Het is evident dat indien een vreemdeling in de macht van de autoriteiten wordt gehouden en indien door de wijze van tenuitvoerleggen van de maatregel door de autoriteiten, de grondrechten van deze vreemdeling worden geschonden, de bewaringsrechter
moetbeoordelen of deze schending tot invrijheidstelling moet leiden. Deze verplichting ziet niet alleen op artikel 6 van het Handvest, maar ook op de artikelen, 1, 4, en 7 van het Handvest. Het is ook evident dat de rechtbank in de onderhavige procedure verplicht is om eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen omdat hem de noodzakelijke medische zorg is onthouden en het in bewaringstellen zonder eiser chemotherapie te (kunnen) laten ondergaan, minst genomen onevenredig bezwarend is. De rechtbank overweegt dat de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Commissie van Toezicht over de medische dienst en over de wijze waarop een bewaringsmaatregel ten uitvoer wordt gelegd geen effectief rechtsmiddel is, reeds omdat de Commissie van Toezicht en de toezichthoudende arts niet bevoegd zijn om eiser in vrijheid te stellen en dus niet in staat zijn om deze onrechtmatige vrijheidsontneming per direct te beëindigen. Het is juist de bewaringsrechter die de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en de rechtmatigheid van de tenuitvoerlegging van die maatregel controleert en het is dus een verplichting van de bewaringsrechter om in een procedure als de onderhavige vast te stellen dat de wijze van tenuitvoerleggen van de maatregel onrechtmatig is en de maatregel daarom onmiddellijk moet worden opgeheven.
18. Ten tijde van het onderzoek ter zitting is eiser veertien dagen in bewaring gehouden en is de enige medische zorg die eiser heeft ontvangen, zo heeft eiser onbetwist gesteld, pijnstillende medicatie. Dit, terwijl eiser is gediagnosticeerd met kanker en eiser voordat hij door de Duitse autoriteiten werd overgedragen werd behandeld met chemotherapie en medicatie. Verweerder is van deze diagnose, de ingezette behandeling en de noodzaak van de voorzetting van de behandeling op de hoogte gesteld door de Duitse autoriteiten toen de feitelijke overdracht op 18 juni 2025 werd aangekondigd. Eiser heeft hierover ook verklaringen afgelegd in het gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel.
19. Verweerder heeft een zorgplicht ten aanzien van de vreemdelingen die hij in bewaring stelt en houdt. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dat verweerder deze zorgplicht op grove wijze heeft geschonden. Door eiser in bewaring te stellen zonder kennis te hebben genomen van de medische gegevens die de Duitse autoriteiten bij de aankondiging van de overdracht hebben gedeeld met verweerder en door vervolgens aan eiser mondeling mede te delen dat de medische zorg in het DTC toereikend en beschikbaar zou zijn en dit in de maatregel te herhalen, maar verder volstrekt passief te blijven, is door het gebrek aan handelen van verweerder de chemotherapie en medicamenteuze behandeling die eiser ondergaat afgebroken. Aan het stopzetten van de ingezette behandeling tegen kanker ligt geen beslissing van de inrichtingarts ten grondslag. Verweerder is verwijtbaar nalatig geweest en is daardoor verantwoordelijk en mogelijk juridisch aansprakelijk voor alle gevolgen die eiser hier mogelijk van zal ondervinden.
20. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring door het onthouden van noodzakelijke medische zorg van aanvang af onrechtmatig ten uitvoer is gelegd. De rechtbank is verplicht om de onmiddellijke opheffing van de maatregel te gelasten en om eiser onmiddellijk in vrijheid te stellen en gaat daar dan ook toe over.
21. Eiser maakt aanspraak op schadevergoeding omdat de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaringsmaatregel onrechtmatig is en het in bewaring stellen van eiser waardoor zijn medische behandeling niet kon worden voortgezet onevenredig bezwarend is. De rechtbank brengt eiser in deze procedure in aanmerking voor de standaardmatig toegekende bedragen. De rechtbank is in deze procedure niet in staat om alle gevolgen van de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de bewaringsmaatregel te overzien en is daarom niet in staat om een daadwerkelijk passende schadevergoeding te bepalen. De rechtbank gaat er van uit dat de gemachtigde van eiser met eiser overlegt en eiser adviseert op welke wijze hij, indien gewenst, een onrechtmatige daad-procedure kan starten bij de civiele rechter.
22. De rechtbank heeft deze uitspraak mondeling op hoofdlijnen uitgelegd aan partijen en toegezegd de schriftelijke motivering van de uitspraak spoedig aan het dossier toe te voegen. De rechtbank heeft tevens melding gemaakt van de mogelijkheid om een rechtsmiddel aan te wenden tegen deze uitspraak en de termijn die hiervoor staat.
Deze uitspraak is aldus in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025 door
mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Mellendijk - Leinders, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: 24 juli 2025
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.