ECLI:NL:RBDHA:2025:13464

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
NL25.32089
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was op 28 maart 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 23 juli 2025 heeft gesloten. Eiser stelt dat er geen zicht meer is op uitzetting, omdat hij op 8 juli 2025 aan de Algerijnse autoriteiten is gepresenteerd, maar geen documenten heeft ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er nog steeds zicht op uitzetting is, aangezien de aanvraag voor een laissez-passer nog in onderzoek is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.32089

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 23 juli 2025 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak deze rechtbank en zittingsplaats van 7 juli 2025 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 5 juli 2025, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 5 juli 2025.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat het zicht op een gedwongen verwijdering, onafhankelijk van zijn wil, in casu niet langer aanwezig is. Hij is op 8 juli 2025 in persoon gepresenteerd aan de autoriteiten van Algerije. Hij heeft vernomen dat de consul niets voor hem kan doen, omdat hij geen documenten heeft. Een dergelijke mededeling heeft hij ook van DT&V [3] vernomen.
5. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat zicht op uitzetting ontbreekt. De omstandigheid dat de presentatie van eiser aan de Algerijnse autoriteiten nog niet heeft geleid tot de afgifte van een lp [4] , betekent niet dat niet langer zicht bestaat op uitzetting naar Algerije. Uit het verslag van de presentatie volgt dat eiser daar heeft verklaard dat hij niet terug wil keren naar Algerije en dat de diplomatiek vertegenwoordiger heeft aangegeven dat de lp-aanvraag in onderzoek blijft. Gelet hierop kan niet worden gezegd dat eiser zijn volledige medewerking verleent aan zijn terugkeer naar Algerije, maar dat een concreet zicht op uitzetting binnen redelijke termijn desondanks ontbreekt.
6. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Laissez-passer.