Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die op 9 april 2025 een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige' heeft ingediend. Deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, afgewezen. Verzoeker heeft op 1 mei 2025 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak wordt ingegaan op het connexiteitsvereiste zoals neergelegd in artikel 8:81 van de Awb. Dit vereiste houdt in dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen kan worden gedaan zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
In deze zaak is het verzoek om een voorlopige voorziening ingediend samen met een beroep met zaaknummer AWB 25/10136. De rechtbank heeft zich echter in die zaak onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen. Hierdoor is niet langer voldaan aan het connexiteitsvereiste, wat leidt tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.