ECLI:NL:RBDHA:2025:13456

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
AWB 25 10136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking ‘arbeid als zelfstandige’

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'arbeid als zelfstandige'. De eiser had op 9 april 2025 een aanvraag ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 9 april 2025 werd afgewezen. Eiser maakte op 1 mei 2025 bezwaar tegen dit primaire besluit, maar stelde op 6 mei 2025 ook beroep in bij de rechtbank, zonder de beslissing op het bezwaar af te wachten. De rechtbank oordeelde dat eiser ten onrechte beroep had ingesteld, aangezien volgens artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) eerst bezwaar gemaakt moet worden tegen een besluit voordat beroep kan worden ingesteld. De rechtbank verklaarde zich kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, omdat eiser al bezwaar had gemaakt tegen het bestreden besluit. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/10136

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: C.R. Martha),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2025 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder beperking 'arbeid als zelfstandige' afgewezen.
Bij besluit van 6 juni 2025 (besluit op bezwaar) heeft verweerder het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 1 mei 2025 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft daarnaast op 6 mei 2025 onderhavig beroep ingesteld en daarbij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Artikel 8:1 van de Awb bepaalt dat een belanghebbende tegen een besluit beroep in kan stellen bij de rechtbank.
2. Op grond van artikel 7:1 van de Awb dient tegen het bestreden besluit bezwaar te worden gemaakt alvorens daartegen beroep ingesteld kan worden.
3. De rechtbank is van oordeel dat eiser ten onrechte beroep heeft ingesteld. Eiser had eerst de beslissing op bezwaar moeten afwachten alvorens beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het beroep op grond van artikel 6:15 van de Awb door te zenden aan verweerder, omdat eiser al bezwaar heeft gemaakt tegen het bestreden besluit.
4. De rechtbank verklaart zich kennelijk onbevoegd van het beroep kennis te nemen.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juli 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.