ECLI:NL:RBDHA:2025:13441

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
NL25.14502 en NL25.14507
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag; rechterlijke dwangsom en proceskosten

Op 21 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, bestaande uit meerdere personen met asielaanvragen, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, waaronder achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat een nadere beslistermijn tot uiterlijk 10 augustus 2025 redelijk is, waarbij zowel het belang van de verweerder als dat van de eisers in overweging is genomen. De rechtbank heeft tevens een rechterlijke dwangsom opgelegd van € 100 per dag, met een maximum van € 15.000, indien de verweerder niet binnen de gestelde termijn beslist. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 453,50.

De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en verweerder opgedragen om uiterlijk op 10 augustus 2025 een besluit bekend te maken. De uitspraak is gedaan zonder zitting en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft verwezen naar relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht, en heeft de wettelijke vereisten voor het indienen van een beroep tegen niet tijdig beslissen uiteengezet. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een tijdige beslissing op asielaanvragen en de gevolgen van het niet naleven van de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL25.14500, NL25.14502 en NL25.14507

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [V-nummer 1] , eiser,

[eiseres 1] , v-nummer: [V-nummer 2] , eiseres,

[eiseres 2] , v-nummer: [V-nummer 3] , eiseres,

Samen te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag.

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Is de beslistermijn overschreden?
( x) Ja

Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?

( x) Ja
Is het beroep gegrond?(x) Ja
Binnen welke termijn moet verweerder alsnog een besluit nemen?
( x) Er is sprake van bijzondere omstandigheden. Er zijn achterstanden in de behandeling van asielaanvragen. De rechtbank acht een nadere beslistermijn tot uiterlijk 10 augustus 2025 redelijk. Hierbij wordt zowel recht gedaan aan het belang van verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen, als aan het belang van eisers om op korte termijn een beslissing te krijgen op de aanvragen. Ook wordt daarmee de uiterste termijn van 21 maanden zoals genoemd in artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn niet overschreden.
Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?
( x) Ja
Hoe hoog is de rechterlijke dwangsom als verweerder niet binnen deze termijn beslist?(x) € 100 per dag met een maximum van € 15.000.
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
( x) Ja
Hoe hoog zijn de te vergoeden proceskosten?De volgende proceskosten worden toegekend:
( x) 1 punt voor het indienen van het beroepschrift
met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 0,5.

Beslissing

De rechtbank:
( x) verklaart de beroepen gegrond;
( x) draagt verweerder op uiterlijk op 10 augustus 2025 een besluit bekend te maken met inachtneming van deze uitspraak;
( x) bepaalt dat verweerder, aan eisers een dwangsom van € 100 verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000;
( x) veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven. Voor zover verweerder met de WBV 2023/3 [4] de beslistermijn met negen maanden heeft verlengd, [5] is de rechtbank van oordeel dat deze verlenging onvoldoende is gemotiveerd. [6] Dit betekent dat de rechtsgrond aan het besluit tot verlenging ontbreekt en dat de beslistermijnen voor dergelijke aanvragen zes maanden is.
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Voor zover de ingebrekestelling voor de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken is ingediend geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, waarmee de wetgever de bestuurlijke dwangsom heeft afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [7] Indien de ingebrekestelling is ingediend op of na 15 april 2025 is op grond van artikel 71b van de Vw bestuurlijke dwangsom verschuldigd.
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [8] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [9]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [10] Dit is de rechterlijke dwangsom.
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [11] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De rechtbank legt een hogere rechterlijke dwangsom op als verweerder niet heeft beslist binnen de termijn die de rechtbank heeft bepaald in een eerdere rechterlijke uitspraak. Indien de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom nog niet is volgelopen, bepaalt de rechtbank dat verweerder de aan de onderhavige uitspraak verbonden rechterlijke dwangsom verbeurt met ingang van de dag nadat de eerder opgelegde rechterlijke dwangsom is volgelopen.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Besluit van 26 januari 2023, nummer WBV 2023/3, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2023 nr. 3235.
5.Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.
6.Vergelijk de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 juni 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:10278.
7.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
8.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
9.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
11.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.