In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had eerder, op 1 juni 2023, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank had in een eerdere procedure op 1 mei 2024 geoordeeld dat de minister een beslistermijn van zestien weken moest aanhouden, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding. Eiseres heeft op 13 november 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister wederom niet tijdig een besluit had genomen. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten. De rechtbank oordeelde dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres recht had op een nieuwe beslistermijn. De rechtbank heeft de minister opgedragen om vóór 2 mei 2025 een besluit te nemen en opnieuw een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding, met een maximum van € 7.500,-. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50, en moet het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiseres worden vergoed.