Op 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. Verzoeker had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 7 december 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om de behandeling van dit beroep in Nederland af te mogen wachten.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van onverwijlde spoed en of het verzoek gegrond is. Verzoeker betoogde dat het concept 'veilig land van herkomst' niet kan worden toegepast, omdat specifieke groepen personen uit Senegal van dit concept zijn uitgezonderd. Deze rechtsvraag wordt in een andere, nog te behandelen zaak door een meervoudige kamer van de rechtbank beoordeeld. De uitspraak van deze kamer kan gevolgen hebben voor het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk gegrond is en dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker uit te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.