ECLI:NL:RBDHA:2025:1329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
NL24.44986
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot veilig land van herkomst

Op 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Rinkes, een voorlopige voorziening heeft aangevraagd. Verzoeker had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister van Asiel en Migratie op 7 december 2024 was afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en verzocht om de behandeling van dit beroep in Nederland af te mogen wachten.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van onverwijlde spoed en of het verzoek gegrond is. Verzoeker betoogde dat het concept 'veilig land van herkomst' niet kan worden toegepast, omdat specifieke groepen personen uit Senegal van dit concept zijn uitgezonderd. Deze rechtsvraag wordt in een andere, nog te behandelen zaak door een meervoudige kamer van de rechtbank beoordeeld. De uitspraak van deze kamer kan gevolgen hebben voor het beroep van verzoeker.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk gegrond is en dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven zwaarder weegt dan het belang van de minister om verzoeker uit te zetten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 907,-. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.49986

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 januari 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , v-nummer: [nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.J.A. Rinkes),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. Bij besluit van 7 december 2024 heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. [1] In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om de behandeling van dat beroep in Nederland te mogen afwachten.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als tegen een besluit beroep is ingesteld en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Als het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder het verzoek op een zitting te behandelen. [2]
3. In het besluit van 7 december 2024 heeft de minister aan verzoeker meegedeeld dat hij de behandeling van het beroep niet in Nederland mag afwachten. Verzoeker heeft daarom een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
4. Het verzoek is kennelijk gegrond. Verzoeker betoogt in de gronden van het beroep en het verzoek onder meer dat het concept ‘veilig land van herkomst’ (in dit geval gaat het om Senegal) niet kan worden gehanteerd als voor dat land specifieke groepen personen van dat concept zijn uitgezonderd. [3] Deze rechtsvraag wordt door een meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats beoordeeld in een andere, nog op zitting te behandelen zaak. Deze zitting zal waarschijnlijk eind maart plaatshebben. De uitspraak van de meervoudige kamer kan gevolgen hebben voor het beroep van verzoeker. Het beroep van verzoeker wordt daarom aangehouden in afwachting van de uitkomst van die uitspraak. Het verzoek strekt er slechts toe dat de verzoeker gedurende de behandeling van zijn beroep niet wordt uitgezet. Dat is niet meer dan het in stand laten van de huidige situatie, omdat hij nog in Nederland verblijft. Het belang van verzoeker om de behandeling van zijn beroep in Nederland te mogen afwachten weegt zwaarder dan het belang van de minister om verzoeker voor die tijd te kunnen zetten.

Conclusie en gevolgen

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De uitzetting van verzoeker blijft achterwege totdat op het beroep is beslist. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker een vergoeding voor zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 907,-, omdat de gemachtigde van verzoeker een verzoekschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat is beslist op het beroep;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Geregistreerd onder zaaknummer NL24.49985.
2.Dat staat in de artikelen 8:81 en 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Verzoeker verwijst daarbij naar HvJ EU 4 oktober 2024, CV tegen Ministerstvo vnitra České republiky, Odbor azylové a migrační politiky, ECLI:EU:C:2024:841, en de prejudiciële vragen die zijn geregistreerd onder C-388/24.