ECLI:NL:RBDHA:2025:13283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak na intrekking beroep
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting [verzoekster] en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Verzoekster heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder aan haar verzoek is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft het verzoek om een proceskostenveroordeling toegewezen.
Het procesverloop begon met een besluit van 10 april 2024, waarin verweerder de uitkering van een (ex-)werknemer van verzoekster wijzigde op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verzoekster maakte bezwaar tegen dit besluit op 29 april 2024 en stelde verweerder in gebreke wegens het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Na het indienen van een verweerschrift door verweerder, werd op 26 juni 2025 een beslissing op bezwaar genomen. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank deed uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat, omdat het beroep was ingetrokken omdat verweerder tegemoet was gekomen aan verzoekster, het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen moest worden. De rechtbank stelde de proceskosten vast op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. Tevens wees de rechtbank erop dat verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 385,- te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier S.I. Teunissen, en is openbaar uitgesproken op 23 juli 2025. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.