Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 3 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, beroep had ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om hem op grond van de Dublinverordening over te dragen aan België. Verzoeker had tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateerde dat verzoeker op 11 januari 2025 in bewaring was gesteld en dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat zo spoedig mogelijk diende te worden uitgevoerd, maar dat het beroep van verzoeker niet binnen de gestelde termijn kon worden afgehandeld. Hierdoor was er sprake van spoed.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er vragen waren over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, wat de kans op slagen van het beroep van verzoeker vergrootte. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd bepaald dat verzoeker niet mocht worden overgedragen aan België totdat er op het beroep was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.