ECLI:NL:RBDHA:2025:1323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
NL25.2562
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan België op grond van de Dublinverordening

Op 3 februari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een asielzoeker, beroep had ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie om hem op grond van de Dublinverordening over te dragen aan België. Verzoeker had tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateerde dat verzoeker op 11 januari 2025 in bewaring was gesteld en dat de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat zo spoedig mogelijk diende te worden uitgevoerd, maar dat het beroep van verzoeker niet binnen de gestelde termijn kon worden afgehandeld. Hierdoor was er sprake van spoed.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er vragen waren over de opvang van niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, wat de kans op slagen van het beroep van verzoeker vergrootte. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd bepaald dat verzoeker niet mocht worden overgedragen aan België totdat er op het beroep was beslist. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 907. De uitspraak heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2562

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker,

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. G.A. Dorsman),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 januari 2025 om verzoeker op grond van de Dublinverordening [1] over te dragen aan België (het overdrachtsbesluit). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van
de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige
voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank
in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook
in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden
wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden
geschaad.
3. De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 11 januari 2025 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59a van de Vw. [3] Ingevolge artikel 28, derde lid, van de Dublinverordening dient de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat van de vreemdeling die in bewaring wordt gehouden, zo spoedig mogelijk te worden uitgevoerd als praktisch mogelijk is en uiterlijk binnen zes weken vanaf de impliciete of expliciete aanvaarding van het claimverzoek door een andere lidstaat, dan wel vanaf het tijdstip waarop het beroep of bezwaar niet langer opschortende werking heeft overeenkomstig artikel 27, derde lid, van de Dublinverordening. De voorzieningenrechter stelt, gelet op het navolgende, vast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat het beroep van verzoeker niet kan worden afgehandeld binnen deze uiterste overdrachtstermijn. De vereiste spoed is daarmee gegeven.
4. Gelet op de vragen [4] die in hoger beroep door de Afdeling [5] zijn gesteld over de opvang voor niet-kwetsbare alleenstaande mannelijke asielzoekers in België, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het beroep geen kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening daarom toe te wijzen en zal bepalen dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe;
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan België totdat is beslist op het beroep (de zaak met nummer NL25.2561);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 907 (negenhonderdenzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan op 3 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vreemdelingenwet 2000.
4.In een drietal zaken (202404274/1, 202404286/1 en 202404292/1) en waarvan de zitting op 10 december 2024 heeft plaatsgevonden.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.