Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 26 november 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 5 juli 2023 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft uitspraak gedaan buiten zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend, maar verweerder heeft onderzocht of een andere lidstaat van de EU verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag op 5 september 2023 is aangevangen, en dat deze op 5 maart 2024 zou eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van het WBV 2023/3 is deze termijn met negen maanden verlengd, waardoor de beslistermijn pas op 5 december 2024 eindigde. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser op 25 oktober 2024 te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 3 februari 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, en is openbaar gemaakt. Partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.