ECLI:NL:RBDHA:2025:13207
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kostenvergoeding voor iMMO-rapportage in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser op 27 augustus 2022 verzocht om vergoeding van kosten die verband houden met een iMMO-rapportage van 15 oktober 2019. De minister van Asiel en Migratie heeft dit verzoek afgewezen met een besluit van 16 mei 2022. Na bezwaar van eiser heeft de minister op 19 mei 2023 het bestreden besluit gehandhaafd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 2 juli 2025. De minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Uit het dossier blijkt dat eiser eerder in een andere beroepsprocedure had aangevoerd dat de kosten van de iMMO-rapportage vergoed moesten worden. De rechtbank had in die eerdere uitspraak van 20 juli 2022 geoordeeld dat de minister de kosten niet hoefde te vergoeden, omdat de rapportage niet direct bijdroeg aan de verlening van een verblijfsvergunning. Dit oordeel is later door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigd.
De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een ander oordeel rechtvaardigen dan het eerder vastgestelde oordeel. Daarom blijft het bestreden besluit van de minister in stand. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.