ECLI:NL:RBDHA:2025:13154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
19 juli 2025
Zaaknummer
NL25.20247
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ethiopische eiser met betrekking tot risico op negatieve behandeling bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 18 juli 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ethiopische eiser beoordeeld. De eiser, die op 20 juli 2022 een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel indiende, is van Ethiopische nationaliteit en heeft een aantal beroepsgronden aangevoerd tegen de afwijzing van zijn aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan het individualiseringsvereiste. De rechtbank wijst op de specifieke onderscheidende kenmerken van eiser, waaronder zijn arrestatie en detentie in verband met zijn deelname aan demonstraties in Ethiopië. De rechtbank concludeert dat eiser bij terugkeer naar Ethiopië een reëel risico loopt op negatieve aandacht en slechte behandeling door de autoriteiten. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en draagt deze op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20247

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag niet in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 20 juli 2022 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij is van Ethiopische nationaliteit. De minister heeft met besluit van 4 december 2023 eisers aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 4 december 2025. Dit beroep staat bekend onder zaaknummer NL23.38741. De rechtbank heeft dit beroep met de uitspraak van 18 januari 2024 gegrond verklaard en het besluit van 4 december 2025 vernietigd. Hiertegen is geen hoger beroep ingesteld.
2.2.
De minister heeft met het bestreden besluit van 4 april 2025 de aanvraag opnieuw afgewezen als ongegrond. Ook heeft de minister aan eiser geen verblijfsvergunning regulier of uitstel van vertrek om medische redenen verleend. Verder is jegens eiser een terugkeerbesluit genomen met een vertrektermijn van 4 weken. Het onderhavige beroep is tegen dit besluit gericht. De minister heeft op 30 juni 2025 een verweerschrift ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in oktober 2019 in Ethiopië met medescholieren heeft deelgenomen aan een demonstratie, waarna hij door traangasgebruik door de politie (kort) in het ziekenhuis is beland. Eiser is op 1 juli 2020 gearresteerd en gedetineerd, omdat hij ervan verdacht werd aan een demonstratie op 30 juni 2020 te hebben deelgenomen, terwijl dat niet het geval was. De demonstratie was georganiseerd door Oromo mensen naar aanleiding van de moord op een bekende zanger. Eiser stelt dat hij 11 maanden in detentie heeft gezeten en daar is mishandeld. Bij de vrijlating moest eiser een document ondertekenen, maar hij heeft niet de mogelijkheid gekregen de inhoud daarvan te lezen. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij door militairen is gezocht en geregistreerd om te dienen in de oorlog in Ethiopië. Hij vreest daarom dat hij bij terugkeer gevangen gezet wordt of alsnog verplicht wordt te dienen in het leger.
De asielmotieven
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven: 1) de identiteit, nationaliteit en herkomst, 2) de deelname aan een demonstratie op 23 oktober 2019, 3) de (toegedichte) politieke overtuiging, 4) de arrestatie door militairen na de demonstratie van 30 juni in 2020 en 5) de problemen door ronseling voor inzet in het conflict in Tigray.
Het eerdere beroep
5. Door de in rechte onaantastbaar geworden uitspraak van 18 januari 2024 staat de geloofwaardigheid van de asielmotieven 1 en 2 in rechte vast. Verder heeft de rechtbank in deze uitspraak geoordeeld dat de minister zich ten aanzien van asielmotief 3 niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser een politieke overtuiging heeft, maar dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen sprake is van een toegedichte politieke overtuiging, omdat hij ervan verdacht werd deel te nemen aan de demonstratie van 30 juni 2020 en hij daarna gearresteerd en gedetineerd is geweest. Deze beoordeling hangt volgens de rechtbank samen met de geloofwaardigheidsbeoordeling van de asielmotieven 4, de arrestatie door militairen na de demonstratie van 30 juni 2020 en 5, de problemen door deel te nemen aan het conflict in Tigray. De beslissingen van de minister om de asielmotieven 4 en 5 ongeloofwaardig te achten, vindt de rechtbank niet deugdelijk gemotiveerd. De rechtbank heeft de minister de opdracht gegeven een nieuwe integrale beoordeling te maken en een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van de uitspraak.
Het huidige beroep
6. Eiser is na de uitspraak van 18 januari 2024 aanvullend gehoord, waarna de minister op 31 januari 2025 een nieuw voornemen heeft uitgebracht en daarop het bestreden besluit heeft genomen. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat alle asielmotieven geloofwaardig zijn, behalve de (toegedichte) politieke overtuiging (asielmotief 3). De minister heeft zich verder onder meer op het standpunt gesteld dat eiser geen vluchteling is en dat er geen sprake van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM.
Het voornemen
7. De minister heeft zich in het voornemen, wat deel uitmaakt van het bestreden besluit, op het standpunt gesteld, in afwijking van dat wat in het eerdere voornemen is overwogen, dat eiser consistent en met veel informatie heeft verklaard. Dit zeker gelet op het feit dat de beschreven gebeurtenissen plaatsvonden rond de tijd dat eiser 14 jaar oud was. Dat van consistente en met details onderbouwde verklaringen sprake is, is tevens het beeld naar aanleiding van de verklaringen van eiser in het aanvullend nader gehoor.
7.1
Maar de toegedichte politieke overtuiging is volgens de minister niet geloofwaardig. Volgens de minister vormen de verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel als bedoeld in artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw 2000. Hiervoor zijn volgens de minister drie redenen. In de eerste plaats zijn de verklaringen van eiser over de reden waarom hij is opgepakt na de demonstratie van 30 juni 2020 tegenstrijdig en op vermoedens gebaseerd. Zo heeft eiser in het aanvullend gehoor verklaard dat hij herkend werd en daarom werd opgepakt. Of en hoe de autoriteiten het gezicht van eiser zouden kunnen koppelen aan zijn naam, weet eiser niet. Deze verklaring is tegenstrijdig met eerdere verklaringen namelijk dat eiser is gearresteerd omdat hij, als lid van de Oromo gemeenschap, werd gezien als iemand die aan de demonstratie had deelgenomen. Verder is de verklaring in het aanvullend gehoor niet aannemelijk. Volgens de minister wordt niet ingezien dat eiser ruim een halfjaar later opgepakt zou worden omdat hij op straat herkend werd. Immers uit de verklaringen blijkt dat de demonstratie (lees: de demonstratie van oktober 2019) een grote demonstratie was waaraan veel mensen deelnamen. Dat eiser een spandoek droeg doet hier niets aan af, omdat er meer mensen met een spandoek liepen en deze spandoeken allemaal ongeveer dezelfde teksten hadden. Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat als er een reden zou zijn geweest om de belangstelling op eiser te richten, dat eiser dan tijdens of kort na de demonstratie (in oktober 2019) zou zijn opgepakt. Ook heeft de minister gesteld dat er redelijkerwijs geen misverstand over bestaat dat eiser tot de deelnemende scholieren behoorde. Alleen al om die reden was, indien men dat wilde, eiser via zijn school eenvoudig te traceren geweest.
7.2
In de tweede en derde plaats heeft de minister aangegeven dat eiser, behalve zijn deelname aan de demonstratie in oktober 2019, geen politieke activiteiten heeft ontplooid. Ook blijkt uit geen van de verklaringen dat de Ethiopische autoriteiten aanleiding zouden kunnen hebben om eiser als opposant te zien. Verder heeft de minister aangegeven dat eiser is vrijgelaten uit de gevangenis en dat aan zijn vrijlating geen voorwaarden lijken te zijn verbonden.
7.3
In het voornemen heeft de minister zich verder op het standpunt gesteld dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Het is niet aannemelijk dat eiser door de Ethiopische autoriteiten nog wordt gezocht vanwege het deelnemen aan of vanwege de vermeende deelname aan de demonstraties, omdat eiser is vrijgelaten uit de gevangenis naar aanleiding van een willekeurige arrestatie. Bovendien is het, gelet op eisers zeer geringe aandeel in de demonstratie in oktober 2019, niet aannemelijk dat eiser op grond daarvan vervolging heeft te duchten indien dat bekend zou raken bij de autoriteiten.
7.4
Ook loopt eiser volgens de minister bij terugkeer naar Ethiopië geen reëel risico op ernstige schade. De toegedichte politieke overtuiging wordt niet gevolgd en eiser heeft niet aannemelijk gemaakt anderszins in de negatieve belangstelling te staan van de autoriteiten. Eiser wordt ook niet gevolgd in zijn vrees opgepakt of vermoord te worden in verband met rekrutering. Uit openbare bronnen blijkt dat geen sprake meer is van (gedwongen) rekrutering. Uit de bronnen blijkt niet dat mensen die zich in het verleden hebben onttrokken aan gedwongen rekrutering daardoor in de negatieve belangstelling staan. Er bestaat geen formele dienstplicht in Ethiopië. Het is daarom niet aannemelijk dat eiser bij de autoriteiten geregistreerd staat als dienstplichtig of soldaat.
7.5
Tot slot heeft de minister aangegeven dat eiser geen verblijfsvergunning regulier krijgt op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarigen vreemdelingen. Dit staat in paragraaf A3/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
Bestreden besluit
8. In het bestreden besluit gaat de minister in op wat eiser in de zienswijze naar voren heeft gebracht. Zo gaat de minister onder meer in op de vraag of eiser een risico loopt op ernstige schade als bedoeld in paragraaf C2/3.3.2.2. van de Vc 2000 wat gaat over eerdere confrontaties met wandaden. Volgens de minister voldoet eiser niet aan de voorwaarde dat aannemelijk is gemaakt dat deze gebeurtenis aanleiding is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst.
8.1
Ten aanzien van artikel 3 van het EVRM en paragraaf C2/3.3.2.3 van de Vc 2000, wat gaat over de voorwaarde dat een vreemdeling specifieke individuele kenmerken (‘special distinguishing features’) naar voren moet brengen, heeft de minister aangegeven dat uit de overwegingen en conclusie van deze beschikking duidelijk is dat eiser niet voldoet aan het individualiseringsvereiste.
Verweerschrift
9. In het verweerschrift heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiser weliswaar wordt gevolgd in zijn verklaringen omtrent de arrestatie en detentie, maar dat dit niet geldt voor zijn vermoeden dat hij zou zijn herkend en om die reden zou zijn gearresteerd. Eiser heeft immers niet aannemelijk en samenhangend verklaard over of hij zou zijn gearresteerd omdat hij werd herkend, of omdat hij willekeurig zou zijn opgepakt als onderdeel van een massa-arrestatie omdat hij behoort tot de Oromo-gemeenschap. Daarom gaat de minister ervan uit dat eiser bij toeval met een controle te maken kreeg. Er bestaat geen aanleiding voor de conclusie dat de Ethiopische autoriteiten eiser een politieke overtuiging toedichten.
9.1
Naar aanleiding van de door eiser in de gronden van beroep overgelegde nieuwsartikelen heeft de minister uit zorgvuldigheid informatie ingewonnen bij Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (TOELT). Volgens TOELT heeft er in 2025 wel gedwongen rekrutering plaatsgevonden in Oromia onder verwijzing naar het Voice of America artikel van 10 januari 2025. Dit wenst verweerder te nuanceren. Naar de mening van de minister is in de afgelopen maanden sprake geweest van een aantal incidenten waarbij minderjarigen en jongeren gerekruteerd worden, maar niet is gebleken dat dit structureel gebeurt. Verweerder is van mening dat de enkele kans dat eiser gedwongen gerekruteerd zal worden onvoldoende is om een reëel risico aan te nemen. Daarvoor moeten er individuele aanknopingspunten zijn.
Beoordeling ongeloofwaardig geachte toegedichte politieke overtuiging
10. Eiser voert aan, omdat geloofwaardig is dat eiser gearresteerd en gedetineerd is geweest, dat er dus sprake is van een toegedichte politieke overtuiging. De minister stelt zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt dat sprake was van willekeurige en massa-arrestaties. Eiser heeft niet verklaard dat hij is opgepakt omdat ze hem herkenden van de demonstratie in 2019.
10.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog. De rechtbank wijst in dit verband eerst op de verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor en het aanvullend nader gehoor.
Op pagina 20 van het nader gehoor staat het volgende:
Vraag:
“Je vertelde vorige keer ook dat je bent gearresteerd omdat je Oromo bent. Klopt dat?”
Antwoord:
“Ja, omdat ik Oromo ben.”
Op pagina 6 van het aanvullend gehoor staat:
Vraag:
“Dan gaan we weer even terug naar de demonstratie in 2019. Denk je dat de autoriteiten van Ethiopië op de hoogte zijn van jouw deelname aan de demonstratie in 2019?”
Antwoord:
“Ja, omdat ze ook op die dag het politie, het leger erbij waren. En daar hebben
ze mij gezien. Dus ja.”
Vraag:
“Ik kan me voorstellen dat ze iedereen zien, maar dat ze niet iedereen kennen. Waarom denk je dat ze jouw gezicht kunnen linken aan jouw naam (…)?”
Antwoord:
“Hoe dat ze dat allemaal weten, dat weet ik niet. Maar ik heb wel met een
spandoek gelopen. Maar de autoriteit, op welke wijze ze mensen zien en herkennen, dat weet ik niet hoe ze dat doen.”
(…)
Antwoord:
“De tweede demonstraite, ik was niet eens thuis de dag dat er gedemonstreerd
was. (…) Toen ik terug keerde heeft de politie mij gezien en herkend. Toen hebben ze me
aangehouden. Maar die demonstratie waren heel veel studenten aangehouden, en veel jongeren zijn op straat vermoord. Als ik zou wegrennen zou ik ook dood worden geschoten.”
Op pagina 8 van het aanvullend gehoor staat:
Vraag:
“Waarom dachten de militairen of soldaten dat jij bij de demonstratie aanwezig
was?
Antwoord:
“Omdat ik Oromo ben.”
10.2
Gelet op deze verklaringen is de rechtbank van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk en samenhangend heeft verklaard over of hij zou zijn gearresteerd omdat hij werd herkend, of dat hij willekeurig zou zijn opgepakt als onderdeel van een massa-arrestatie omdat hij behoort tot de Oromo gemeenschap. Ook volgt de rechtbank de minister dat niet wordt ingezien dat eiser ruim een halfjaar later opgepakt zou worden omdat hij op straat herkend werd naar aanleiding van de demonstratie in oktober 2019. Daarom heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat eiser bij toeval met een controle te maken kreeg. De minister heeft derhalve deugdelijk gemotiveerd dat de Ethiopische autoriteiten eiser op het moment van de arrestatie een politieke overtuiging toedichtten.
10.3
Het betoog van eiser, omdat geloofwaardig is dat eiser gedetineerd is geweest, dat er dus sprake is van een toegedichte politieke overtuiging, volgt de rechtbank evenmin. Daartoe overweegt de rechtbank dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser, behalve zijn geringe aandeel in de demonstratie van oktober 2019, geen politieke activiteiten heeft ontplooid en dat uit geen van de verklaringen van eiser blijkt dat de Ethiopische autoriteiten aanleiding zouden hebben om eiser als opposant te zien. Daarbij heeft de minister terecht betrokken dat eiser is vrijgelaten uit de gevangenis naar aanleiding van een willekeurige arrestatie en dat aan zijn vrijlating geen voorwaarden lijken te zijn verbonden. De beroepsgrond dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de Ethiopische autoriteiten eiser tijdens of na de detentie een politieke overtuiging toedichtten, slaagt daarom ook niet.
10.4
Eiser voert verder aan, onder verwijzing naar het IVRK, dat de minister weliswaar heeft aangegeven dat er rekening is gehouden met het referentiekader van eiser en dat zowel het nader gehoor als het aanvullend nader gehoor heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van een voogd van Nidos, maar dat dit uit het rapport van het aanvullend nader gehoor niet blijkt. Dit betoog treft geen doel. Daartoe overweegt de rechtbank dat eiser ten tijde van het aanvullend gehoor inmiddels meerderjarig was en de aanwezigheid van Nidos niet meer noodzakelijk was. Daarbij komt dat het enkele betoog van eiser dat er geen voogd was, de rechtbank geen aanknopingspunt geeft voor het oordeel dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de Ethiopische autoriteiten eiser geen politieke overtuiging toedichtten. Ook deze beroepsgrond faalt.
Beoordeling risico schending artikel 3 van het EVRM
11. Verder voert eiser aan dat hij een risico loopt als bedoeld in artikel 3 van het EVRM vanwege de toegedichte politieke overtuiging. Ook loopt hij een risico in verband met rekrutering. De wijkagent is immers bij de moeder van eiser langs geweest. Eiser wijst in dit verband op landeninformatie waaruit blijkt dat sprake is van gedwongen rekrutering.
11.1
De rechtbank overweegt als volgt. In het Algemeen Ambtsbericht van januari 2024 staat op pagina 77 vermeld dat het volgens verschillende vertrouwelijke bronnen mogelijk was dat terugkeerders risico liepen op negatieve aandacht en slechte behandeling door de Ethiopische autoriteiten, zoals ondervragingen en detentie. Dit hing af van hun profiel: vertrek om economische redenen alleen was over het algemeen geen reden voor negatieve aandacht, vertrek om politieke redenen kon dit daarentegen wel zijn. (…) Er waren uit de verslagperiode geen gevallen bekend van personen die iets dergelijks was overkomen. (…) Volgens een andere vertrouwelijke bron had het ook te maken met het feit dat personen met een politiek profiel die kritisch waren op de autoriteiten, over het algemeen niet terugkeerden.
11.2
Gelet op de informatie uit het ambtsbericht heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte op het standpunt gesteld, gelet op het bepaalde in paragraaf C2/3.3.2 van de Vc 2000, dat eiser niet voldoet aan het individualiseringsvereiste. Eiser is immers gedetineerd geweest vanwege het behoren tot de Oromo gemeenschap en een vermeende deelname aan een demonstratie. Ook heeft hij bij zijn vrijlating een document moeten ondertekenen. Eiser staat dus bekend bij de autoriteiten omdat hij op 1 juli 2020 is opgepakt vanwege de demonstratie op 30 juni 2020 georganiseerd door Oromo mensen naar aanleiding van de moord op een bekende zanger. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van specifieke onderscheidende kenmerken (‘special distinguishing features’) en heeft de minister zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet voldoet aan het individualiseringsvereiste. Omdat eiser bekend staat bij de autoriteiten betekent dat, gelet op het ambtsbericht, dat als eiser terugkeert hij een reëel risico loopt op negatieve aandacht en een slechte behandeling door de Ethiopische autoriteiten. De minister heeft dit ten onrechte niet onderkend.
11.3
Dat geldt ook voor het standpunt van de minister zoals weergegeven onder 8.1. Anders dan de minister stelt is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een enkele kans (‘mere possibility’) dat eiser bij terugkeer gedwongen gerekruteerd wordt. Eiser heeft immers onbestreden verklaard dat hij door militairen is gezocht en geregistreerd om te dienen in de oorlog in Ethiopië. In zoverre heeft de minister niet kunnen volstaan met de stelling dat uit TOELT volgt dat in de afgelopen maanden sprake is geweest van een aantal incidenten waarbij minderjarigen en jongeren gerekruteerd worden, maar dat dit niet structureel gebeurt.
11.4
Bij de beoordeling van de vraag of eiser een verhoogd risico loopt voor een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM moeten alle omstandigheden integraal worden meegewogen. Dat heeft de minister niet gedaan. De minister heeft de omstandigheid dat eiser behoort tot de Oroma gemeenschap en om die reden is gearresteerd vanwege een vermeende deelname aan een demonstratie, de detentie en registratie, de problemen omtrent rekrutering en dat wat uit het ambtsbericht volgt niet in onderlinge samenhang bij de boordeling betrokken.
11.5.
Het bestreden besluit is gelet op het voorgaande niet deugdelijk tot stand gekomen en niet deugdelijk gemotiveerd en komt daarom opnieuw voor vernietiging in aanmerking.

Conclusie en gevolgen

12. De minister heeft gelet op het voorgaande de asielaanvraag voor de tweede keer ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank draagt de minister op een nieuw besluit op de asielaanvraag van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
12.1.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1814,- ( 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1)

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000