ECLI:NL:RBDHA:2025:13150
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag
In deze zaak heeft eiseres op 3 april 2024 een aanvraag ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats (IGP) nabij haar woonadres. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag op 4 juli 2024 afgewezen, met als reden dat eiseres niet aan alle voorwaarden voor toekenning van een IGP voldoet. Het college stelt dat eiseres kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein (POET) bij het flatgebouw aan de Hengelolaan in Den Haag. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit bezwaar op 30 september 2024 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen geen behoefte hadden aan een zitting en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. Eiseres betwist dat zij verzekerd is van een parkeerplek, omdat het parkeerterrein ook door andere wijkbewoners wordt gebruikt. De rechtbank oordeelt echter dat het college in redelijkheid de aanvraag kon afwijzen, omdat eiseres over een parkeerplaats op eigen terrein beschikt. De rechtbank verwijst naar de Regeling parkeerregulering en parkeerbelastingen Den Haag 2022, die bepaalt dat een IGP kan worden geweigerd als de aanvrager kan beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein.
De rechtbank concludeert dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een IGP, omdat het parkeerterrein bij het flatgebouw niet verder van haar woning ligt dan de toegestane loopafstand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk en is openbaar uitgesproken op 17 juli 2025.