ECLI:NL:RBDHA:2025:13146

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
NL25.8985
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsdocument aanvraag

In deze zaak heeft verzoekster, een asielzoeker, een aanvraag ingediend voor de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 30 januari 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 mei 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL25.8984). Tijdens de zitting waren verzoekster, haar gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig, evenals een tolk.

De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de bodemzaak (NL25.8984) en geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de uitspraak in de bodemzaak al is gedaan. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 907,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk en is openbaar gemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.8985

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,V-nummer: [v-nummer] ,

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Procesverloop

1. Verzoekster heeft een aanvraag ingediend om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De minister heeft met het bestreden besluit van 30 januari 2025 deze aanvraag afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek, samen met de behandeling van de zaak NL25.8984, op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigde van de minister. Ook is een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.8984, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2.1.
Gelet op de uitkomst van de bodemzaak veroordeelt de voorzieningenrechter de minister wel in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). [1]

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht.