ECLI:NL:RBDHA:2025:13082

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
09-300166-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en brand stichten met gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 uitspraak gedaan in een jeugdstrafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2023 in Delft samen met anderen een ontploffing heeft veroorzaakt en brand heeft gesticht. De verdachte is herkend aan de hand van camerabeelden die zijn vastgelegd bij de Lidl, waar de explosie plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, aangeduid als NN16, zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het stichten van brand, wat gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omstanders met zich meebracht. De officier van justitie had een jeugddetentie van 120 dagen geëist, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. De rechtbank heeft deze strafeisen grotendeels overgenomen, maar heeft de werkstraf verlaagd naar 100 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder in aanraking is gekomen met justitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een werkstraf van 100 uren.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-300166-24
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
inschrijvingsadres in de basisregistratie personen:
[adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 3 juli 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. L.A. Nooijen. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Delft, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en/of brand heeft gesticht,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n)
- een fles met )brandbare) inhoud tegen/bij het raam/de entree van de Lidl
gelegd/gezet en/of
- daar een of meer stukken vuurwerk tegen/bij gezet en/of (vervolgens)
- dat vuurwerk aangestoken,,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voor goederen, te weten de ramen en/of entree en/of spullen
achter de ramen en/of de entree van de Lidl en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de op straat aanwezige personen
te duchten was.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, nu het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat. Daartoe heeft hij – kort samengevat – aangevoerd dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij het teweegbrengen van de ontploffing. De camerabeelden bieden daarvoor onvoldoende aanknopingspunten, aldus de raadsman.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna, voor zover relevant, nader
worden ingegaan.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.
3.4
Bewijsoverwegingen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de persoon die door de politie wordt aangeduid als NN16 zich, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing en het stichten van een brand op 31 december 2023 in Delft. De centrale vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of deze persoon kan worden geïdentificeerd als de verdachte. Die vraag wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord, op grond van het volgende.
De camerabeelden bij de Lidl zijn naar het oordeel van de rechtbank van voldoende kwaliteit om relevante uiterlijke kenmerken waar te nemen. Op de beelden is te zien dat de betreffende persoon (NN16) een grijze muts, een zwarte capuchon, kenmerkende schoenen en een zwarte broek met in grote witte letters de opdruk “Nike Air” draagt. Deze uiterlijke kenmerken komen overeen met die van de verdachte. Ter terechtzitting heeft de verdachte bovendien verklaard dat hij die avond een dergelijke broek droeg. Daarnaast heeft de rechtbank waargenomen dat de neus van NN16, die op de beelden kort voorafgaand aan de explosie kort in beeld komt, overeenkomsten vertoont met die van de verdachte.
Het dossier bevat voorts een proces-verbaal van een camerabeeldenspecialist, waarin wordt beschreven dat hij de bewegingen en handelingen van NN16 op 31 december 2023 tussen 21:00 uur en 23:40 uur op ontvangen beelden van verschillende camera’s heeft gevolgd. Hoewel NN16 op enkele momenten uit beeld was, is hij later telkens opnieuw in beeld verschenen. Volgens de camerabeeldenspecialist bleef NN16 gedurende deze periode goed herkenbaar aan zijn kleding. Uit hetzelfde proces-verbaal blijkt verder dat NN16 een plastic fles met een zwart etiket en rode dop – vermoedelijk gevuld met lampenolie –tegen de deur van de supermarkt heeft geplaatst. Vervolgens heeft NN16 een onbekend voorwerp tegen deze fles gelegd dat is aangestoken door NN12, waarna een ontploffing volgde. Vlak voorafgaand aan deze ontploffing zijn op de beelden de kenmerkende neus, de grijze muts, zwarte capuchon en de kenmerkende schoenen van NN16 zichtbaar naast de fles.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zichzelf te herkennen op de in het dossier opgenomen
stillsvan de camerabeelden uit de flat, die dateren van vóór de explosie. Deze
stillshebben betrekking op de persoon die in het dossier als NN16 wordt aangeduid. Het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, leidt de rechtbank tot het oordeel dat NN16 kan worden geïdentificeerd als de verdachte.
Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting verklaard zichzelf te herkennen als de persoon die kort na de explosie lachend komt aanrennen en naar de ontploffing kijkt. De raadsman heeft in dit verband aangevoerd dat de verdachte niet betrokken kan zijn geweest bij de explosie, omdat de daadwerkelijke dader volgens hem in een andere richting is gevlucht. De rechtbank volgt deze redenering niet. Dat op de beelden te zien is dat NN16 en de mededader na het aansteken naar rechts uit beeld rennen is vanwege het tijdsverloop van enkele seconden niet onverenigbaar met de richting van waaruit de lachende persoon na de explosie weer in beeld verschijnt. Op basis van de eerder genoemde bewijsmiddelen blijft de rechtbank bij haar oordeel dat de verdachte kan worden geïdentificeerd als NN16.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 31 december 2023 te Delft tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht en brand heeft gesticht, immers hebben hij en zijn medeverdachte
- een fles met brandbare inhoud tegen/bij het raam
vande entree van de Lidl gezet en
- daar een stuk vuurwerk tegen/bij gezet en vervolgens
- dat vuurwerk aangestoken,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten de ramen
,entree en spullen achter de ramen en de entree van de Lidl en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten
de op straat aanwezige personen te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte van 118 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen standpunt ingenomen ten aanzien van de strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitOp 31 december 2023 heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ontploffing bij de entree van een supermarkt, waarbij brand is ontstaan. Uit de verklaringen van aanwezige politieagenten blijkt dat de situatie rondom de supermarkt op dat moment zeer onrustig was. Er bevonden zich grote groepen mensen op straat en er werd vuurwerk naar agenten gegooid. De verdachte heeft aan deze onrust bijgedragen door samen met een ander een explosie te veroorzaken. Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen aanzienlijke schade aan de supermarkt veroorzaakt, maar ook ernstig gevaar voor omstanders en voorbijgangers teweeggebracht. In een drukbezochte omgeving als deze had de ontploffing gemakkelijk kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel of zelfs dodelijke slachtoffers. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij deze levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd. Brand en explosies brengen grote risico’s met zich mee: vuur kan zich snel verspreiden en is moeilijk onder controle te krijgen. Dergelijke ontwrichtende feiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, zeker wanneer zij plaatsvinden op een moment waarop mensen gezamenlijk het nieuwe jaar willen vieren.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 september 2024, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Dit heeft dan ook geen invloed op de strafoplegging.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 juni 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter terechtzitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat en zakelijk weergegeven – dat de verdachte niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie. Vanwege zijn betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit komt het algemeen recidive risico uit op hoog. Het dynamisch risicoprofiel is daarentegen als zeer laag beoordeeld. De verdachte ontkent betrokkenheid bij het delict. Indien de rol van de verdachte bij het ten laste gelegde feit groter is dan hij zelf aangeeft, moet dit als zorgelijk worden beschouwd. De kans op recidive neemt hierdoor aanzienlijk toe. De verdachte groeit op in een hecht gezin en heeft een goede relatie met beide ouders. Daarnaast beschikt hij over een sterk sociaal netwerk, mede door zijn uitgebreide familiekring. Hij functioneert goed op school en is zich aan het oriënteren op het starten van een nieuwe sport na de zomervakantie. Verder heeft de verdachte een bijbaan als pizzabezorger. Hij heeft zich sinds zijn schorsing goed gehouden aan de afspraken met de jeugdreclassering en houdt zich ook bij zijn ouders thuis aan de regels. De Raad adviseert om aan de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
Tot slot heeft de deskundige van Jeugdbescherming west (hierna: de jeugdreclassering) ter terechtzitting naar voren gebracht dat de jeugdreclassering zich aansluit bij het strafadvies van de Raad. Volgens de jeugdreclassering zijn er op dit moment geen hulpverleningsdoelen meer waaraan gewerkt moet worden. Op alle leefgebieden lijkt het goed te gaan met de verdachte. Om die reden wordt niet geadviseerd om een reclasseringscontact op te leggen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarbij is voor brandstichting met aanzienlijke schade en gevaar voor personen in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie het uitgangspunt. Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en met het tijdsverloop tussen het bewezenverklaarde en de zitting. Hierdoor komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie. De rechtbank zal daarom aan de verdachte een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (2 dagen). Van die straf zal een gedeelte van 118 dagen voorwaardelijk worden opgelegd. Enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie een proeftijd van twee jaren verbinden.
Om de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking te brengen, zal de rechtbank daarnaast een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende jeugddetentie, aan de verdachte opleggen.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (door de rechtbank begroot op 2 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
118 (HONDERDACHTTIEN) DAGENniet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
100 (HONDERD) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
50 DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. de Kleine kinderrechter, voorzitter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel kinderrechter,
en mr. drs. W.G. de Boer kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.P.M. van der Hoorn, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2025.