ECLI:NL:RBDHA:2025:13030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
09-047760-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot wapenbezit en voorhanden hebben van cocaïne

Op 10 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot wapenbezit en het voorhanden hebben van cocaïne. De verdachte had via Telegram contact gezocht met een verkoper om een Glock 19, munitie en een demper aan te schaffen. Daarnaast had hij een kleine hoeveelheid cocaïne (ruim 7 gram) in zijn bezit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 117 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Tijdens de zitting op 27 mei 2025 heeft de verdachte bekend en zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het medeplegen van de feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen voldoende nauwe en bewuste samenwerking was met een medeverdachte, waardoor de verdachte van het medeplegen is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, waaronder de poging tot wapenbezit en het bezit van harddrugs, meegewogen in de strafmaat. De verdachte is jong en heeft positieve ontwikkelingen laten zien in zijn persoonlijke omstandigheden, wat heeft geleid tot een deels voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-047760-25
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 27 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.C. van Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.B. Spaargaren naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2025 tot en
met 13 februari 2025 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van
het voorgenomen misdrijf om, tezamen en in vereniging met anderen of een ander,
althans alleen, munitie van categorie II en/of III en/of een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock,
type 19, kaliber 9mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver
en/of pistool voorhanden te krijgen/hebben,
- in een chat op een sociale mediaplatform (Telegram) heeft gevraagd of een ander
tegen betaling een pistool en/of munitie (en/of een geluiddemper) kan leveren,
en/of
- in een chat op een sociale mediaplatform (Telegram) afspraken heeft gemaakt
voor de levering van het pistool en/of de munitie (en/of de geluiddemper) en/of de
betaling daarvan, en/of
- naar de plaats van voornoemde afspraak is gegaan en/of een geldbedrag heeft
meegenomen voor die aankoop,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 13 februari 2025 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk
aanwezig heeft gehad, ongeveer 34 bolletjes, in elk geval een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, althans een (ander) middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de als 1 en 2 ten laste gelegde feiten – met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen – met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL15002025048810, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 147).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 27 mei 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2025 (p. 10);
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 februari 2025 (p. 87);
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 maart 2025 (p. 151);
Het geschrift, te weten het NFI rapport van 11 maart 2025 (p. 154).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen dienen te worden verklaard.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen bepleit, ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Geen medeplegen poging wapenbezit met munitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, ook ten aanzien van het medeplegen. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte samen met een medeverdachte is aangehouden, bij wie hij achterop de brommer naar de plaats is gereisd waar de verkoop van het vuurwapen met munitie zou plaatsvinden. De medeverdachte had een geldbedrag bij zich dat in de buurt lag van het bedrag dat de verdachte via de gespreksapp Telegram had afgesproken als koopprijs voor het vuurwapen en munitie.
De rechtbank overweegt dat voor de vaststelling dat er een intentie was om een vuurwapen met patronen te kopen, het contact over de gespreksapp Telegram over het model, de prijs en andere details van de aankoop van cruciaal belang is. Het dossier bevat geen aanknopingspunten dat de medeverdachte betrokken zou zijn geweest bij dat contact, of anderszins op de hoogte was van de intentie om een vuurwapen te kopen. Dat de medeverdachte een geldbedrag bij zich had dat in de buurt lag van de door verdachte afgesproken prijs voor het vuurwapen en munitie kan verdacht genoemd worden, maar maakt niet zonder meer dat daarmee gesproken kan worden van opzet bij de medeverdachte op het in het bezit krijgen van een vuurwapen inclusief patronen..
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering van de aankoop van het wapen met munitie. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Geen medeplegen bezit harddrugs
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, ook ten aanzien van het medeplegen. Hiertoe heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de verdachte heeft verklaard de cocaïne voor iemand anders te hebben bewaard. Hiermee zou de verdachte de cocaïne samen met die ander voorhanden hebben gehad.
De rechtbank overweegt dat niet duidelijk is geworden met wie de verdachte gezamenlijk de cocaïne voorhanden zou hebben gehad. Dat er überhaupt een andere persoon bij de cocaïne betrokken zou zijn, volgt uitsluitend uit de verklaring van de verdachte zelf; de inhoud van het dossier bevat buiten de verklaring van de verdachte geen aanknopingspunten voor het bestaan van een medeverdachte, die de cocaïne samen met de verdachte voorhanden zou hebben gehad. Ook als de verdachte de cocaïne voor een derde persoon in bewaring zou hebben gehad, is van enig plan of samenwerking die verder gaat dan het tijdelijk in bewaring hebben niet gebleken.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de (onbekende) medeverdachte niet is komen vast te staan. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 29 januari 2025 tot en
met 13 februari 2025 te 's-Gravenhage, ter uitvoering van
het voorgenomen misdrijf om munitie van categorie III en een wapen van categorie III,
onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock,
type 19, kaliber 9mm, zijnde een pistool voorhanden te krijgen,
- in een chat op een sociale mediaplatform (Telegram) heeft gevraagd of een ander
tegen betaling een pistool en munitie en een geluiddemper kan leveren,
en
- in een chat op een sociale mediaplatform (Telegram) afspraken heeft gemaakt
voor de levering van het pistool en de munitie en de geluiddemper) en de
betaling daarvan, en
- naar de plaats van voornoemde afspraak is gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 13 februari 2025 te 's-Gravenhageopzettelijk
aanwezig heeft gehad, ongeveer 34 bolletjes van een
materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 117 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden en een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de strafeis van de officier van justitie voor wat betreft de op te leggen gevangenisstraf, het voorwaardelijk deel en de daaraan te verbinden voorwaarden, dient te worden gevolgd. De verdediging heeft de rechtbank daarnaast verzocht af te zien van oplegging van de geëiste taakstraf, zowel omdat - gelet op de omstandigheden van de verdachte - de gevangenisstraf reeds een afdoende straf is en omdat uitvoering van de taakstraf voor de reclassering niet mogelijk is vanwege veiligheidsrisico’s.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft geprobeerd om een vuurwapen met bijbehorende patronen te kopen. Vuurwapenbezit, ook een poging daartoe, is een ernstig misdrijf. Vuurwapens worden gebruikt voor gewelddadige misdrijven en ook wanneer er geen voornemen is tot het plegen van een geweldsdelict, kan de aanwezigheid van vuurwapens leiden tot gevaarlijke situaties en incidenten met soms dodelijke afloop.
Daarnaast heeft de verdachte ruim 7 gram cocaïne bij zich gehad. Het gebruik van en de handel in harddrugs is om veel redenen schadelijk voor gebruikers specifiek en de samenleving in het algemeen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 april 2025. De verdachte heeft eerder een strafbeschikking opgelegd gekregen vanwege het bezit van een verboden steekwapen en de verdachte is eerder veroordeeld wegens opruiing. Ook staan op het strafblad enkele verkeersgerelateerde feiten. De rechtbank ziet hierin geen delictpatroon en zal het strafblad van de verdachte niet meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van reclasseringsadviezen over de verdachte van 25 februari 2025 en 21 mei 2025. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht.
In de adviezen van de reclassering, en specifiek de verdiepingsdiagnostiek uitgevoerd door Fivoor, komt naar voren dat bij de verdachte mogelijk sprake is van ontwikkelingsstoornissen en persoonlijkheidsproblematiek, maar dat nader onderzoek hieromtrent aangewezen is.
Uit de adviezen van de reclassering en de informatie ontvangen van onder meer de toezichthouder en de coach van de verdachte komt naar voren dat het contact met de verdachte positief en constructief verloopt, dat de verdachte gemotiveerd is en initiatief toont. De rechtbank ziet in de berichtgeving van de reclassering, alsmede in de positieve ontwikkelingen op het gebied van de dagbesteding van de verdachte (vrijwilligerswerk, cursussen en een nieuwe baan in een distributiecentrum) een goed en hoopvol beeld. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven goed contact te hebben met de reclassering en dit, wanneer dit onderdeel zou zijn van een voorwaardelijk kader, voort te willen zetten.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding en dagbesteding. De verdachte heeft aangegeven zich aan deze voorwaarden te zullen houden als deze worden opgelegd.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het bezit van een pistool (in een woning) een gevangenisstraf van vier maanden. Aangezien het gaat om een poging hiertoe, vermindert de rechtbank dit uitgangspunt met één derde. De rechtbank neemt ten aanzien van de verdachte in strafverminderende zin mee dat hij nog jong is. Ook overweegt de rechtbank dat de verdachte, in de afgelopen periode waarin hij in schorsingstoezicht liep, een positieve, gemotiveerde en afsprakentrouwe houding heeft laten zien en ook verder positieve en hoopvolle ontwikkelingen toont. De rechtbank zal daarom, in lijn met de eis van de officier van justitie en zoals bepleit door de verdediging, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan het door de verdachte ondergane voorarrest. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om te zorgen dat de verdachte zich houdt aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden en om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen noodzaak voor de oplegging van een taakstraf. Het negatieve advies van de reclassering hieromtrent, alsmede de door de verdachte getoonde positieve inspanningen op het gebied van zijn dagbesteding (zowel vrijwilligerswerk als een nieuwe baan) maken dat de rechtbank een taakstraf niet opportuun acht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 117 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 45 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
poging tot handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
117 (HONDERDZEVENTIEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
60 (ZESTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
Meldplicht bij reclassering (na afspraak)
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
Ambulante behandeling
- zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plek is voor de veroordeelde. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
Dagbesteding
- zich inspant voor het vinden en behouden van scholing, betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
Ambulante begeleiding
- zich ambulant laat begeleiden door een door de reclassering te bepalen coach (zoals Coach E25, Geerlings&Benard of een soortgelijke zorgverlener), zolang de reclassering dit nodig acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.O. Hamelink, voorzitter,
mr. P. van Essen, rechter,
mr. P. Burgers, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V. Grampon, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 juni 2025.