6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft geprobeerd om een vuurwapen met bijbehorende patronen te kopen. Vuurwapenbezit, ook een poging daartoe, is een ernstig misdrijf. Vuurwapens worden gebruikt voor gewelddadige misdrijven en ook wanneer er geen voornemen is tot het plegen van een geweldsdelict, kan de aanwezigheid van vuurwapens leiden tot gevaarlijke situaties en incidenten met soms dodelijke afloop.
Daarnaast heeft de verdachte ruim 7 gram cocaïne bij zich gehad. Het gebruik van en de handel in harddrugs is om veel redenen schadelijk voor gebruikers specifiek en de samenleving in het algemeen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 16 april 2025. De verdachte heeft eerder een strafbeschikking opgelegd gekregen vanwege het bezit van een verboden steekwapen en de verdachte is eerder veroordeeld wegens opruiing. Ook staan op het strafblad enkele verkeersgerelateerde feiten. De rechtbank ziet hierin geen delictpatroon en zal het strafblad van de verdachte niet meewegen bij het bepalen van de strafmaat.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van reclasseringsadviezen over de verdachte van 25 februari 2025 en 21 mei 2025. De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht.
In de adviezen van de reclassering, en specifiek de verdiepingsdiagnostiek uitgevoerd door Fivoor, komt naar voren dat bij de verdachte mogelijk sprake is van ontwikkelingsstoornissen en persoonlijkheidsproblematiek, maar dat nader onderzoek hieromtrent aangewezen is.
Uit de adviezen van de reclassering en de informatie ontvangen van onder meer de toezichthouder en de coach van de verdachte komt naar voren dat het contact met de verdachte positief en constructief verloopt, dat de verdachte gemotiveerd is en initiatief toont. De rechtbank ziet in de berichtgeving van de reclassering, alsmede in de positieve ontwikkelingen op het gebied van de dagbesteding van de verdachte (vrijwilligerswerk, cursussen en een nieuwe baan in een distributiecentrum) een goed en hoopvol beeld. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven goed contact te hebben met de reclassering en dit, wanneer dit onderdeel zou zijn van een voorwaardelijk kader, voort te willen zetten.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding en dagbesteding. De verdachte heeft aangegeven zich aan deze voorwaarden te zullen houden als deze worden opgelegd.
De straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor het bezit van een pistool (in een woning) een gevangenisstraf van vier maanden. Aangezien het gaat om een poging hiertoe, vermindert de rechtbank dit uitgangspunt met één derde. De rechtbank neemt ten aanzien van de verdachte in strafverminderende zin mee dat hij nog jong is. Ook overweegt de rechtbank dat de verdachte, in de afgelopen periode waarin hij in schorsingstoezicht liep, een positieve, gemotiveerde en afsprakentrouwe houding heeft laten zien en ook verder positieve en hoopvolle ontwikkelingen toont. De rechtbank zal daarom, in lijn met de eis van de officier van justitie en zoals bepleit door de verdediging, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan het door de verdachte ondergane voorarrest. De rechtbank zal wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om te zorgen dat de verdachte zich houdt aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden en om hem ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen noodzaak voor de oplegging van een taakstraf. Het negatieve advies van de reclassering hieromtrent, alsmede de door de verdachte getoonde positieve inspanningen op het gebied van zijn dagbesteding (zowel vrijwilligerswerk als een nieuwe baan) maken dat de rechtbank een taakstraf niet opportuun acht. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij verdachte vrijspreekt van het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 117 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, passend en geboden.