ECLI:NL:RBDHA:2025:13024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.20459
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag na uitzetting binnen Schengen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 17 juli 2025, wordt het beroep van een eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie behandeld. De minister had de aanvraag van de eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk was voor de aanvraag. De rechtbank beoordeelt of de eiser nog procesbelang heeft bij het beroep, gezien het feit dat hij op 3 juli 2025 is uitgezet binnen Schengen/de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat de eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft, omdat hij met zijn beroep niet kan bereiken dat zijn asielaanvraag in Nederland in behandeling wordt genomen. Bovendien is niet aangetoond dat de eiser schade heeft geleden door het besluit van de minister. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk en wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter R. Tesfai in aanwezigheid van griffier S. Strating en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20459

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Senegalese nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer:],
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. De minister heeft eisers aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met het bestreden besluit van 25 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen die beslissing.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
1.2.
Eiser heeft ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Op dit verzoek wordt apart beslist. [2]

Beoordeling door de rechtbank

Heeft eiser nog steeds procesbelang?
2. De rechtbank ziet zich allereerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Aanleiding hiervoor is de brief van de minister van 4 juli 2025, waarin wordt verwezen naar een als bijlage gevoegd overzicht van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Uit dit document blijkt dat eiser op 3 juli 2025 is uitgezet binnen Schengen/de Europese Unie.
2.1.
Procesbelang bestaat als eiser met de behandeling van het beroep nog kan bereiken wat hij met het instellen van beroep wilde bereiken. [3] Van procesbelang kan ook sprake zijn als er schade is geleden door het besluit. Dan is wel vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk het gevolg is van het besluit. [4]
2.2.
Omdat eiser is uitgezet binnen Schengen/de Europese Unie, kan hij met zijn beroep niet meer bereiken dat zijn asielaanvraag in Nederland in behandeling wordt genomen. Verder is niet gesteld noch gebleken dat eiser schade heeft geleden als gevolg van het besluit. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
2.3.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt en gepubliceerd op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit verzoek staat geregistreerd onder zaaknummer NL25.20460.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3557, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 28 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1145.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad, 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1332, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad, 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497.