ECLI:NL:RBDHA:2025:1300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
25-529
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tegen omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Monster

Op 30 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een appartementencomplex met 40 woningen in het centrum van Monster. Het college van burgemeester en wethouders van Westland had op 6 december 2024 deze vergunning verleend aan Stichting Arcade mensen en wonen, de vergunninghoudster. Verzoeker stelde dat de omgevingsvergunning niet aan de vereisten voldeed en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen. Hij oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omgevingsvergunning is verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorzieningenrechter merkte op dat de afwijkingen van de bouwhoogte marginaal zijn en niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied. Bovendien was het bestemmingsplan in werking getreden en diende de vergunningaanvraag hieraan te worden getoetst.

De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen had en dat er geen reden was om de omgevingsvergunning te schorsen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en partijen werden erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/529

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

30 januari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, het college

(gemachtigde: mr. Y. Kalka).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
Stichiting Arcade mensen en wonen, te Naaldwijk (vergunninghoudster)
(gemachtigde: A. Tempelaars).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning voor het oprichten van een appartementencomplex op het perceel [perceelnummers] te Monster.
Met het bestreden besluit van 6 december 2024 heeft het college deze omgevingsvergunning verleend aan vergunninghoudster. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van het college, vergezeld door
[naam 1] en [naam 2], en namens vergunninghoudster [naam 3] en [naam 4] (Bouwmij Weboma B.V.).
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Verzoeker heeft weliswaar een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening, omdat wordt begonnen met de bouwwerkzaamheden die niet eenvoudig omkeerbaar zijn, maar naar voorlopig oordeel heeft het bezwaar van verzoeker tegen de verleende omgevingsvergunning geen redelijke kans van slagen.
4. Dat tegen het bestemmingsplan “Gemeentekantoor Monster” nog beroep aanhangig is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, betekent niet dat het besluit op de vergunningaanvraag moest wachten op de uitspraak op dat beroep. Het bestemmingsplan is in werking getreden en maakt inmiddels onderdeel uit van het omgevingsplan, zodat de vergunningaanvraag daaraan moest worden getoetst.
5. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de omgevingsvergunning is verleend met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De overschrijding van de bouwhoogte van het platte dak met 3,7 cm is zeer marginaal en niet zichtbaar vanaf het openbaar gebied. Het deel van het schuine dakvlak aan de achterzijde waar de bouwhoogte met maximaal 1,6 m wordt overschreden, is ook niet zichtbaar vanaf de Choorstraat. Gelet op de ligging van het dakvlak ten opzichte van de woning van verzoeker, is het niet aannemelijk dat de verhoging voor hem leidt tot een extra belemmering van uitzicht of bezonning. Het standpunt van het college dat de afwijkingen van de bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn, is daarom navolgbaar.
6. Voor zover verzoeker stelt dat het bouwvolume van het appartementencomplex in zijn geheel niet past in het centrum van het dorp, geldt dat dit bouwvolume, op de twee voornoemde afwijkingen na, binnen het omgevingsplan past. Dat omgevingsplan ligt in deze procedure niet ter toetsing voor. Als gezegd, is dit plan in werking en was het college gehouden de vergunningaanvraag hieraan te toetsen.
7. Het vergunde bouwplan leidt ook niet tot een groter ruimtebeslag op het groen en water dan het omgevingsplan toestaat. Daarom kan hetgeen verzoeker stelt over de Visie Monster (die inmiddels is vervangen door de Omgevingsvisie) geen afbreuk doen aan de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning.
8. Dat geldt ook voor de bezwaargronden die zien op het dempen van de vijver en het beschadigen van een boom. Dit betreft namelijk een zogenoemde wateronttrekkingsactiviteit respectievelijk een feitelijke handeling, waarop de bestreden omgevingsvergunning geen betrekking heeft.
9. Voor de afwijking van de algemene regel voor de oppervlakte van de toiletruimtes van artikel 4.167 van het Besluit bouwwerken leefomgeving heeft het college op grond van artikel 4.7, eerste lid, van de Omgevingswet een hangtoilet als gelijkwaardige maatregel mogen aanmerken. Met deze veel voorkomende gelijkwaardige oplossing is ondanks het kleinere vloeroppervlak namelijk nog voldoende beweegruimte aanwezig.
10. Aan de vereisten die artikel 16.55, zesde en zevende lid, van de Omgevingswet en artikel 7.4, eerste lid, van de Omgevingsregeling stellen aan participatie is voldaan. Bij de vergunningaanvraag is namelijk de ‘Memo Participatie Choorstraat Monster’ gevoegd. Aan de inhoud van het participatietraject zijn geen eisen verbonden, nu het project niet valt onder een van de door de gemeenteraad aangewezen categorieën van gevallen waarin participatie verplicht is.
11. De conclusie is dat het bezwaar van verzoeker geen redelijke kans van slagen heeft. Om die reden ziet de voorzieningenrechter geen reden om de omgevingsvergunning te schorsen totdat op het bezwaarschrift van verzoeker is beslist.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Voor een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.
13. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025 door mr. A.J. van der Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.