ECLI:NL:RBDHA:2025:12964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.22112
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Spanje

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat door Spanje is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Spanje geen toegang zal krijgen tot opvang en verwijst naar een AIDA-rapport dat structurele tekortkomingen in het Spaanse asiel- en opvangsysteem aantoont. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank concludeert dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van dit beginsel ten aanzien van Spanje en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met internationale verplichtingen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje, zonder recht op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.22112
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. H. Hassan),

en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. N. Schoonbrood).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, dhr. Cuijpers als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Spanje niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser stelt dat hij in Spanje geen toegang zal krijgen tot opvang. Hij verwijst naar het AIDA rapport over Spanje, update 2023. Uit de door eiser overlegde passages blijkt volgens hem dat er structurele tekortkomingen zijn in het Spaanse asiel- en opvangsysteem. Er is een tekort aan opvangplaatsen, waardoor asielzoekers grote kans hebben om dakloos te worden. De Europese commissie heeft tegen Spanje een inbreukprocedure gestart wegens het niet naleven van Richtlijn 2012/33/EU. Hieruit volgt dat eiser een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling bij overdracht aan Spanje. Ook wijst hij op rechtbankuitspraken uit 2024 over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Daarnaast voert eiser aan dat hij in Spanje slechts via digitale of telefonische wegen een asielverzoek kan indienen en dat hij in Spanje geen rechtsbijstand krijgt. Ook gezien zijn jonge leeftijd, eiser is geboren op [geboortedatum] 2006, kan in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit worden gegaan, aldus eiser.
6. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 24 juni 20242 en recentelijk 6 mei 20253 nog bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest.
Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2024 is al geoordeeld dat het AIDA- rapport over Spanje, update 2023 geen wezenlijk ander beeld schetst dan waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld. Uit dit rapport volgt dat er problemen zijn met de toegang tot de asielprocedure en opvangvoorzieningen, maar niet dat deze zodanig zijn dat er sprake is van structurele ernstige tekortkomingen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat eiser eerder in Spanje toegang heeft gehad tot de asielprocedure en niet valt in te zien dat, ook al zou dit digitaal of telefonisch moeten, eiser daartoe niet in staat is. Ook zijn er geen aanwijzingen dat eiser geen opvang zal krijgen, nu hij dit ook eerder heeft gehad, of geen rechtsbijstand zal kunnen krijgen. Mocht eiser toch problemen ondervinden in Spanje, is het aan hem om hierover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De rechtbank ziet verder in de leeftijd van eiser, 19 jaar, geen grond voor het oordeel dat daarom niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Wat eiser overigens heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser mag worden overgedragen aan Spanje. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 juni 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.