ECLI:NL:RBDHA:2025:12962

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
C/09/22/52 R
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einde van de wettelijke schuldsaneringsregeling met schone lei voor schuldenaar die niet toerekenbaar tekortschiet in verplichtingen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 juni 2025 uitspraak gedaan in de zaak van de heer [naam 1], die onder de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) valt. De heer [naam 1] werd op 16 juni 2022 toegelaten tot de WSNP, en de looptijd van deze regeling is op 16 juni 2025 verstreken. De rechtbank heeft beoordeeld of de heer [naam 1] aan zijn verplichtingen heeft voldaan. De bewindvoerder had in een schriftelijk verslag aangegeven dat de heer [naam 1] tekort was geschoten in de informatieverplichting, de sollicitatieverplichting en de afdrachtverplichting. Tijdens de eindzitting op 26 juni 2025 zijn verschillende betrokkenen verschenen, waaronder de heer [naam 1] en zijn beschermingsbewindvoerder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de informatieverplichting, maar dat deze tekortkoming op korte termijn kan worden hersteld. Ook is vastgesteld dat hij tekort is geschoten in de afdrachtverplichting, maar dat dit bedrag inmiddels beschikbaar is. Wat betreft de sollicitatieverplichting heeft de rechtbank geoordeeld dat de tekortkoming niet toerekenbaar is aan de heer [naam 1], gezien zijn arbeidsongeschiktheid en de begeleiding die hij ontving. De rechtbank concludeert dat de heer [naam 1] niet toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verplichtingen en verleent hem de schone lei, waarmee de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd. Tevens is de vergoeding van de bewindvoerder vastgesteld op € 3.708,11, en het vastrecht op € 797,-.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
insolventienummer: C/09/22/52 R
vonnis van 26 juni 2025
in de zaak van:
[naam 1]
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
wonende te [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] zit in de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De looptijd van die regeling is voorbij. De rechtbank beoordeelt nu of de heer [naam 1] aan de verplichtingen heeft voldaan die horen bij de WSNP. Als dat zo is wordt aan de heer [naam 1] de zogenoemde “schone lei” verleend. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [naam 1] kunnen verhalen.
De rechtbank zal aan de heer [naam 1] de schone lei verlenen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De heer [naam 1] is op 16 juni 2022 toegelaten tot de WSNP. Daarbij is, voor het laatst, mr. L. Mundt tot rechter-commissaris en S.C.A. Kooi te Leidschendam tot bewindvoerder benoemd.
1.2.
De looptijd is op 16 juni 2025 verstreken.
1.3.
De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht over het verloop van de schuldsaneringsregeling. Uit dit verslag blijkt dat de informatieverplichting, de sollicitatieverplichting en de afdrachtverplichting niet volledig zijn nagekomen. Om deze reden adviseert de bewindvoerder de heer [naam 1] (nog) geen schone lei te verlenen.
1.4.
De bewindvoerder heeft de rechtbank bij brief van 19 juni 2025 geïnformeerd over de laatste stand van zaken. Hieruit blijkt dat de verplichtingen nog steeds niet (voldoende) zijn nagekomen.
1.5.
De eindzitting heeft op 26 juni 2025 plaatsgevonden. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , beschermingsbewindvoerder,
- [naam 3] , begeleider namens het Leger des Heils, en
- [naam 4] , waarnemend bewindvoerder.

2.De beoordeling

2.1.
Met het verstrijken van de looptijd eindigen voor de heer [naam 1] de verplichtingen die de WSNP met zich brengt en moet worden beoordeeld of aan hem de schone lei kan worden verleend. Daarvoor is nodig dat de verplichtingen uit de WSNP tijdens de looptijd voldoende zijn nagekomen, ofwel dat de heer [naam 1] daarin niet toerekenbaar is tekort geschoten.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat de heer [naam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de informatieverplichting. Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken blijkt dat enkele stukken thans ontbreken, namelijk: de inkomstenspecificaties januari 2023 tot en met november 2023, inkomstenspecificaties vanaf juli 2024 tot heden en bankafschriften beheer- en leefgeld rekening vanaf juli 2024 tot heden. Op de zitting heeft de beschermingsbewindvoerder aangegeven dat de ontbrekende stukken beschikbaar zijn en uitdrukkelijk toegezegd deze zo spoedig mogelijk aan de bewindvoerder te zullen verstrekken, waarmee deze tekortkoming op zeer korte termijn wordt hersteld.
2.3.
De rechtbank stelt ook vast dat de heer [naam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de afdrachtverplichting. Gedurende de regeling is er geen sprake geweest van een maandelijkse afloscapaciteit. Enkel van het vakantiegeld had een bedrag van € 12,53 afgedragen moeten worden aan de boedel. De beschermingsbewindvoerder heeft tijdens de zitting te kennen gegeven dat dit bedrag beschikbaar is en toegezegd dit zo spoedig mogelijk over te maken, waarmee deze tekortkoming eveneens op zeer korte termijn wordt hersteld.
2.4.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de tekortkomingen in de informatie- en afdrachtverplichting niet in de weg staan aan toekenning van de schone lei.
2.5.
Voorts stelt de rechtbank vast dat de heer [naam 1] tekort is geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting, maar dat dit hem niet kan worden toegerekend.
Gedurende de hele regeling heeft de heer [naam 1] niet gesolliciteerd. Evenmin is tijdens de regeling verzocht om vrijstelling van de sollicitatieplicht, ondanks dat van het begin van de regeling onduidelijk was of de heer [naam 1] wel arbeidsgeschikt was. Door beperkingen in zijn arm en de aanwezige verslavingsproblematiek was hij naar eigen zeggen niet in staat om te werken. Dit wordt bevestigd in het op de zitting overgelegde medische rapport van Calder Werkt van 10 april 2024, waarin de heer [naam 1] volledig arbeidsongeschikt werd bevonden. Bij toelating tot de regeling was voorts sprake van begeleiding door het Leger des Heils, na een lange periode van dakloosheid en alle problemen die hiermee samenhingen. Inmiddels is reeds langere tijd sprake van een stabiele situatie. De heer [naam 1] staat onder beschermingsbewind en maakt geen nieuwe schulden. Hij is aangemeld bij de Brijder en onderzoekt met de gemeente de mogelijkheden voor aangepast werk met behoud van een uitkering. De rechtbank is van oordeel dat reeds bij aanvang van de regeling duidelijk had moeten zijn dat de heer [naam 1] niet in staat was om te werken.
2.6.
Gelet op het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat de heer [naam 1] niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting.
2.7.
De verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan is door de heer [naam 1] naar behoren nagekomen. Dat betekent dat de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd met de schone lei. Er zijn geen redenen gebleken om tot een ander oordeel te komen.
2.8.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen.
2.9.
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen. Dat doet zij op grond van het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering.

3.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat de heer [naam 1] niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
- geeft te kennen dat de verplichtingen van de heer [naam 1] zijn geëindigd op 16 juni 2025, maar dat de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 3.708,11 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting), voor zover de boedel toereikend is;
- stelt het vastrecht vast op € 797,-, voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. A.C.M. Höppener, rechter, in samenwerking met M.Y.P.M. Zeeman, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.