In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2025, wordt het beroep van eiser, een Somalische vreemdeling, tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft op 23 januari 2025 besloten de verblijfsvergunning in te trekken, omdat eiser volgens de minister een gevaar vormt voor de openbare orde op basis van zijn strafblad. Eiser, geboren in 2001, heeft sinds 2014 een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging. De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM, omdat er geen sprake is van gezinsleven tussen eiser en zijn in Nederland verblijvende familieleden. Eiser heeft weliswaar een privéleven opgebouwd, maar de belangen van de Nederlandse overheid bij de bescherming van de openbare orde wegen zwaarder. De rechtbank concludeert dat de intrekking van de verblijfsvergunning evenredig is en dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister de intrekking van de verblijfsvergunning op een deugdelijke wijze heeft gemotiveerd.