ECLI:NL:RBDHA:2025:12944
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn vijfde aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 20 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Spanje gedaan, dat is aanvaard.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat overdracht aan Spanje niet in strijd is met de Dublinverordening en dat er geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die de overdracht van eiser aan Spanje van onevenredige hardheid getuigen. Eiser voerde aan dat hij een relatie heeft en dat zijn overleden dochter in Nederland is begraven, maar de rechtbank oordeelt dat hij geen objectieve informatie heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn claims. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de aanvraag niet in behandeling te nemen en dat de overdracht aan Spanje kan plaatsvinden. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.