ECLI:NL:RBDHA:2025:12910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.
De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van de Dublinverordening de aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, aangezien Duitsland heeft ingestemd met een verzoek om terugname. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland gevaar loopt door de Albanese maffia en dat hij daar geen adequate bescherming kan verwachten. Hij verwijst ook naar racisme en een gebrek aan rechtsbijstand in Duitsland. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de minister niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat de toegang tot rechtsbijstand voldoende is.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en is op 15 mei 2025 openbaar gemaakt.