ECLI:NL:RBDHA:2025:12910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.18368
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 april 2025 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat de minister op basis van de Dublinverordening de aanvraag niet in behandeling hoeft te nemen, aangezien Duitsland heeft ingestemd met een verzoek om terugname. Eiser heeft aangevoerd dat hij in Duitsland gevaar loopt door de Albanese maffia en dat hij daar geen adequate bescherming kan verwachten. Hij verwijst ook naar racisme en een gebrek aan rechtsbijstand in Duitsland. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de minister niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat de toegang tot rechtsbijstand voldoende is.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk en is op 15 mei 2025 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.18368
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en
de minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. R.A. Mandersloot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 17 april 2025 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 6 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser stelt zich op het standpunt dat de minister ten aanzien van Duitsland niet uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft in zijn aanmeldgehoor van 24 maart 2025 aangegeven dat hij in Duitsland gevaar loopt omdat hij problemen heeft met de Albanese maffia. De Duitse autoriteiten kunnen hem daartegen geen adequate bescherming bieden. Ook heeft eiser in Duitsland te maken gekregen met racisme van de Duitse bevolking en de Duitse autoriteiten. Verder heeft eiser verwezen naar pagina 54 van de AIDA rapportage update 2023, van juni 2024, waaruit blijkt dat eiser in de eerste fase van zijn asielprocedure in Duitsland geen recht heeft op gratis rechtsbijstand.
6. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de minister er in het algemeen vanuit gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt.2 Het is aan eiser om met concrete aanwijzingen aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM3 en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Van een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest zal, in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat sprake is van tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem, eerst sprake zijn als de tekortkomingen structureel zijn en een bijzondere hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.4
7. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de minister ten aanzien van Duitsland niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit kan gaan. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraak van 14 februari 20255 ten aanzien van Duitsland bevestigd dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. In die uitspraken heeft de Afdeling het AIDA- rapport, update 2023 meegewogen en geoordeeld dat de toegang tot rechtsbijstand in Duitsland voldoende is en niet in strijd is met het unierecht. De rechtbank neemt dit oordeel over. Eisers stelling dat hij te maken heeft gekregen met de Albanese maffia of racisme in Duitsland is niet nader onderbouwd. Voor zover eiser van mening is dat Duitse autoriteiten hem onvoldoende beschermen of onjuist bejegenen, ligt het op zijn weg om te klagen bij de (hogere) Duitse autoriteiten. Niet gebleken is dat die hem niet zouden willen helpen of dat klagen al bij voorbaat onmogelijk of zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
3 Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
4 ECLI:EU:C:2019:218.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 mei 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.