ECLI:NL:RBDHA:2025:12879

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
NL25.881
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

Op 4 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker die een voorlopige voorziening vroeg na de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, had zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze was op 2 januari 2025 door de minister afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker was het niet eens met deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 11 maart 2025, waar ook een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, werd het verzoek behandeld.

De voorzieningenrechter heeft in haar uitspraak van 4 juni 2025 het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Dit besluit was gebaseerd op de inhoud van een eerdere uitspraak in de beroepszaak (zaaknummer NL25.880), waarin de rechtbank al had geoordeeld. Aangezien er al een uitspraak was gedaan op het beroep, was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter bepaald dat de verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 907,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de rechtsbijstand door de gemachtigde van de verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.881
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en

de Minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. I.A.G. Lodders).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van verzoeker. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. Hij heeft daartegen ook beroep ingesteld.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Verzoeker heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 januari 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 11 maart 2025 samen met het beroep (NL25.880) op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker, P. Oronsaye als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.880, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
3.1.
De voorzieningenrechter ziet, gelet op de inhoud van de uitspraak op het beroep aanleiding te bepalen dat verzoeker een vergoeding krijgt van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 907,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
  • veroordeelt de minister tot betaling van een bedrag van € 907,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juni 2025

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.