ECLI:NL:RBDHA:2025:12874

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
09/354355-24, 16/145573-24 (tul) en 16/090548-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor betrokkenheid bij schietincident met een automatisch vuurwapen en veroordeling voor voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident met een automatisch vuurwapen. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldigingen van poging tot moord en doodslag, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de plannen om te schieten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij als medepleger of medeplichtige betrokken was bij het schietincident op 10 oktober 2024. De rechtbank achtte het bewijs onvoldoende dat de verdachte opzettelijk betrokken was bij de bedreiging en vernieling van woningen.

Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 4 mei 2024 tot en met 22 augustus 2024 samen met anderen betrokken was bij de handel in verdovende middelen, waaronder amfetamine en cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negentig dagen, waarvan zes en veertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank wees ook de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing af en hefte het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/354355-24, 16/145573-24 (tul) en 16/090548-21 (tul)
Datum uitspraak: 17 juli 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting 3 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. van Drongelen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 3 juli 2025 - ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen die zich bevond(en) op straat en/of in de directe omgeving en/of in (een van) de woning(en) op de/het adres(sen) [adres 2] en/of [adres 3] te [plaats] van het leven te beroven, met een (automatisch) vuurwapen meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van die woning(en) heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meerdere andere daders op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] ,
tezamen in vereniging, althans alleen,
ter uitvoering van het door hem/heb voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade een of meer personen die zich bevond(en) op straat en/of in de directe omgeving en/of in (een van) de woning(en) op de/het adres(sen) [adres 2] en/of [adres 3] te [plaats] van het leven te beroven,
met een (automatisch) vuurwapen meermalen, althans eenmaal, op, althans in de richting van die woning(en) heeft/hebben geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 oktober 2024 en/of 10 oktober 2024 te Almere, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf, door
- [medeverdachte 2] als chauffeur te regelen;
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [benadeelde 1] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op/richting (een) woning(en) (te weten de woning(en) [adres 2] en/of [adres 3] ) te schieten en/of
- zich met een (automatisch) wapen op de openbare weg te gegeven, terwijl een of meerdere perso(o)n(en) zich in de directe nabijheid daarvan bevonden en/of
- met een (automatisch) (vuur)wapen voor voornoemde woning(en) (te weten [adres 2] en/of [adres 3] ) plaats te nemen en/of (vervolgens) dat (automatische)(vuur)wapen te richten op die woning(en) en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen door te laden, terwijl een of meerdere perso(o)n(en) zich in de directe nabijheid daarvan bevonden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meerdere andere daders op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
[benadeelde 1] en/of een of meerdere (andere) perso(o)n(en) heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- door meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op/richting (een) woning(en) (te weten de woning(en) [adres 2] en/of [adres 3] ) te schieten en/of
- zich met een (automatisch) wapen op de openbare weg te gegeven, terwijl een of meerdere perso(o)n(en) zich in de directe nabijheid daarvan bevonden en/of
- met een (automatisch) (vuur)wapen voor voornoemde woning(en) (te weten [adres 2] en/of [adres 3] ) plaats te nemen en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen te richten op die woning(en) en/of (vervolgens) dat (automatische) (vuur)wapen door te laden, terwijl een of meerdere perso(o)n(en) zich in de directe nabijheid daarvan bevonden,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 oktober 2024 en/of 10 oktober 2024 te Almere, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf, door
- [medeverdachte 2] als chauffeur te regelen;
3
hij op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] , in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) woning(en) (te weten [adres 2] en/of [adres 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of één of meerdere andere perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op voornoemd pand te schieten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of één of meerdere andere daders op of omstreeks 10 oktober 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk (een) woning(en) (te weten [adres 2] en/of [adres 3] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of één of meerdere andere perso(o)n(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt
door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk meermalen, althans eenmaal, met een (automatisch) (vuur)wapen op voornoemd pand te schieten,
bij welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 9 oktober 2024 en/of 10 oktober 2024 te Almere, in ieder geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft tot het plegen van het misdrijf, door
- [medeverdachte 2] als chauffeur te regelen;
4
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 augustus 2024 tot en met 22 augustus 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk
- heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd en/of
- heeft vervaardigd en/of
- aanwezig heeft gehad,
één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) van één of meerdere materialen bevattende oxycodon en/of methamfetamine en/of cocaïne, zijnde (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
EN/OF
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 mei 2024 tot en met 22 augustus 2024 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of
- vervaardigen,
van één of meer hoeveelheden van één of meerdere materialen bevattende amfetamine en/of methamfetamine en/of oxycodon en/of cocaïne, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die bestemd waren/was tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe:
- overleg gevoerd en/of informatie uitgewisseld over en/of ten behoeve van de aankoop en/of verkoop van één of meer (grote) hoeveelheden van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten amfetamine en/of methamfetamine en/of cocaïne en/of oxycodon en/of
- als contactpersoon/tussenpersoon gefungeerd tussen personen en/of medeverdachte(n) en/of contact gelegd en/of laten leggen met medeverdachte(n) en/of andere personen ten behoeve van de aankoop en/of verkoop van één of meer (grote) hoeveelheden van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of
- met een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 4 mei 2024 informatie uitgewisseld en/of geïnformeerd naar de beschikbaarheid en/of prijs van amfetamine en/of
- een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 18 augustus 2024 geïnformeerd over de beschikbaarheid en/of kwaliteit en/of prijs van oxycodon en/of bevestigd dit middel te kunnen verstrekken en/of hem dit middel aangeboden en/of
- een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 21 augustus 2024 geïnformeerd over de beschikbaarheid van methamfetamine en/of aan dit contact methamfetamine aangeboden (om te kunnen testen) en/of
- met een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 22 augustus 2024 informatie uitgewisseld over de kwaliteit en/of prijs van cocaïne.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Op 10 oktober 2024 omstreeks 17.30 uur kreeg de politie de melding dat een persoon met een vuurwapen op een woning aan de [adres 3] te [plaats] (hierna: [adres 3] ) had geschoten. Deze persoon zou vervolgens als bijrijder in een voertuig van het merk Peugeot, type 206 zijn gestapt en samen met de bestuurder van voornoemde auto zijn weggereden in de richting van het station.
Door ter plaatse gekomen verbalisanten werd vastgesteld dat in de woning aan de [adres 3] zes inslagen van patronen op meerdere plekken zaten, te weten vier in de ruit, één in de muur naast de voordeur en één in de voordeur. Tevens werd geconstateerd dat er in de ruit van de woning aan de [adres 2] te [plaats] (hierna: de [adres 2] ) vier inslagen van patronen zaten.
Door een van de buurtbewoners werden camerabeelden beschikbaar gesteld. Daarop is te zien dat voornoemd voertuig een donkerkleurige Peugeot met het kenteken [kenteken] betrof.
Voornoemd kenteken werd in het systeem van de automatische kentekenplaatherkenning gezet en werd snel gevonden. Het voertuig reed op dat moment via de A2 en de A1 richting Lelystad en nam de afrit richting Almere. Het voertuig werd tot stoppen gedwongen en de twee inzittenden werden op 10 oktober 2024 omstreeks 18.40 uur aangehouden. De bestuurder van de auto betrof [medeverdachte 2] (medeverdachte, hierna: [medeverdachte 2] ). [medeverdachte 1] (medeverdachte, hierna: [medeverdachte 1] ) zat als bijrijder in de auto. In het voertuig werd een automatisch vuurwapen, te weten een AK74, aangetroffen.
Na zijn aanhouding heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op 10 oktober 2024 op verzoek van een vriend, genaamd “ [de verdachte] ”, voor € 200,- iemand heeft opgehaald en afgezet. Na onderzoek bleek dat met “ [de verdachte] ” de verdachte wordt bedoeld.
Tevens is na onderzoek in de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] het vermoeden ontstaan dat hij zich, samen met anderen, onder wie de verdachte, schuldig zou hebben gemaakt aan de handel in verdovende middelen, dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in verdovende middelen.
De verdachte werd vervolgens op 7 november 2024 aangehouden. De verdachte heeft zich tijdens zijn verhoren bij de politie en de rechter-commissaris beroepen op zijn zwijgrecht. Ook ter terechtzitting van 3 juli 2025 heeft hij omtrent de ten laste gelegde feiten geen verklaring willen afleggen.
[medeverdachte 1] heeft zich in eerste instantie tijdens zijn verhoren bij de politie en de rechter-commissaris beroepen op zijn zwijgrecht.
Ter terechtzitting van 3 juli 2025 heeft [medeverdachte 1] – als getuige in deze zaak - verklaard dat hij op 10 oktober 2024 op Snapchat door een oude vriend van hem in een groepschat met een aantal mensen werd toegevoegd. In de groepschat werd besproken dat [medeverdachte 1] voor een geldelijke vergoeding, te weten € 3.000,-, met een automatisch vuurwapen op een woning zou gaan schieten. Voorts werd in de groepschat besproken waar hij zou worden opgehaald, waar hij naartoe moest gaan om het vuurwapen op te halen, op welke woning hij moest schieten, te weten de [adres 3] , en waar hij het vuurwapen daarna weer moest afgeven. Vervolgens werd hij die dag in Almere door [medeverdachte 2] opgehaald. [medeverdachte 2] heeft met zijn auto [medeverdachte 1] eerst gebracht naar de Gamma in Beverwijk om het vuurwapen op te halen. Ook kreeg [medeverdachte 1] bij de Gamma uitleg over hoe het vuurwapen werkte. Tijdens het rijden naar de Gamma heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] verteld dat zij een vuurwapen zouden gaan ophalen en dat [medeverdachte 1] op een woning zou gaan schieten.
Na het ophalen van het vuurwapen zijn zij naar [plaats] gereden. Daar heeft [medeverdachte 1] met het vuurwapen op de woning [adres 3] geschoten. Door zijn opdrachtgevers is tegen hem gezegd dat er niemand aanwezig zou zijn in de [adres 3] . Door zijn onervarenheid in het schieten met een automatisch vuurwapen heeft hij per abuis ook de [adres 2] geraakt. Op verzoek van [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 2] met de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] gefilmd, terwijl [medeverdachte 1] op de woning aan het schieten was.
Na het schieten is [medeverdachte 1] weer in de auto van [medeverdachte 2] gestapt en zijn zij naar Almere gereden om het wapen weer in te leveren. Voordat [medeverdachte 1] het wapen weer kon inleveren, werden zij aangehouden.
Uit de aangifte van de bewoner van de [adres 3] blijkt dat de schietpartij mogelijk te maken heeft met een afrekening in het criminele drugscircuit naar aanleiding van een in Antwerpen gestolen partij verdovende middelen in Antwerpen.
De verdachte wordt – kort samengevat – verweten dat hij:
  • als medepleger of medeplichtige zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord, dan wel doodslag, bedreiging en vernieling door met een automatisch vuurwapen te schieten op de woning [adres 2] en [adres 3] (de feiten 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair);
  • al dan niet samen met een ander of anderen zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in verdovende middelen, dan wel het plegen van voorbereidingshandelingen daartoe (feit 4 eerste en tweede cumulatief/alternatief).
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair, 3 primair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten en dat de onder 2 subsidiair, 3 subsidiair en 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten bepleit. Hij heeft zich ten aanzien van het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat volgens de raadsman niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van het binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen, dan wel ten aanzien van het bereiden of vervaardigen van verdovende middelen. Van die onderdelen in de tenlastelegging moet de verdachte worden vrijgesproken.
3.4
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte als medepleger of medeplichtige betrokken is geweest bij de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte (telefonisch of via de chat) contact heeft gehad met [medeverdachte 1] over het schietincident op 10 oktober 2024, dan wel dat de verdachte bewust op enigerlei andere wijze een (wezenlijk) aandeel heeft gehad aan het schietincident. Weliswaar blijkt uit de aangetroffen chatberichten dat de verdachte aan [medeverdachte 2] heeft gevraagd of hij “in is voor een snelle job” en dat hij [medeverdachte 2] heeft geregeld als chauffeur, maar uit de chatberichten of uit de andere bewijsmiddelen blijkt niet dat de verdachte vooraf enige wetenschap had van het doel van de klus die hij aanbood aan [medeverdachte 2] , te weten het vervoeren van iemand die zou gaan schieten op een woning. Het bewijs dat de verdachte zowel het opzet had op de handelingen als medeplichtige, als het opzet op het gronddelict, ontbreekt dan ook.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is voorts met betrekking tot het onder 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.5.
Bewijsoverwegingen
Uit de aangetroffen chatberichten in de mobiele telefoons van [medeverdachte 2] leidt de rechtbank af dat de verdachte in de periode van 4 mei 2024 tot en met 22 augustus 2024 via de chat contact heeft gehad met [medeverdachte 2] . Tijdens deze chatgesprekken werd informatie uitgewisseld met betrekking tot de handel in verdovende middelen, te weten cocaïne, MDMA, oxycodon en methamfetamine (crystal meth). Hierbij werden onder andere foto’s en een video van verdovende middelen uitgewisseld en informatie uitgewisseld over de kwaliteit, de beschikbaarheid van de verdovende middelen en over de prijzen van de verdovende middelen. Ook werden er afspraken gemaakt over eventuele ontmoetingen en/of de overdracht van de verdovende middelen.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat de verdachte, samen met [medeverdachte 2] , voorbereidingshandelingen heeft gepleegd ten aanzien van de handel in cocaïne, MDMA, oxycodon en methamfetamine (crystal meth).
De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het plegen van voorbereidingshandelingen ten aanzien van de in- of uitvoer en het bereiden, bewerken, verwerken en vervaardigen van verdovende middelen, nu het bewijs daarvoor ontbreekt.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hieronder onder 3.6 weergeven.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
4
hij in de periode van 4 mei 2024 tot en met 22 augustus 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
- verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren,
van hoeveelheden van materialen bevattende amfetamine en methamfetamine en oxycodon en cocaïne, zijnde middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voor te bereiden en te bevorderen,
- zich
en eenander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen
immers heeft hij opzettelijk daartoe:
- met een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 4 mei 2024 informatie uitgewisseld en geïnformeerd naar de beschikbaarheid en prijs van amfetamine en
- een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 18 augustus 2024 geïnformeerd over de beschikbaarheid en kwaliteit en prijs van oxycodon en bevestigd dit middel te kunnen verstrekken en hem dit middel aangeboden en
- een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 21 augustus 2024 geïnformeerd over de beschikbaarheid van methamfetamine en aan dit contact methamfetamine aangeboden om te kunnen testen en
- met een contact met de gebruikersnaam ' [medeverdachte 2] ' op 22 augustus 2024 informatie uitgewisseld over de kwaliteit en prijs van cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en indien geïndiceerd een ambulante behandelverplichting, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan het zoeken naar en behouden van een zinvolle dagbesteding en verplichte deelname aan gedragsinterventie.
Voorts heeft de officier van justitie opheffing van de schorsing gevorderd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan of korter is dan de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, al dan niet aangevuld met een taakstraf en/of een voorwaardelijke straf met de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Voorts heeft de raadsman verzocht de vordering tot opheffing van de schorsing van de officier van justitie af te wijzen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer drie en een halve maand schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de handel in harddrugs.
De handel in harddrugs heeft een bijzonder ontwrichtende invloed op de samenleving. Er gaan in deze handel grote sommen geld om, waardoor de financiële belangen van daders vaak groot zijn. Om die belangen te beschermen wordt (extreem) geweld dikwijls niet geschuwd. Vrijwel alle liquidaties die in het criminele circuit worden gepleegd, zijn direct of indirect het gevolg van conflicten in de onderwereld met betrekking tot deze drugshandel.
Verder geldt dat een aanzienlijk deel van vermogensdelicten zoals winkeldiefstallen en woninginbraken terug is te leiden naar de behoefte aan drugs bij armlastige gebruikers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 januari 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. Bovendien liep hij in twee proeftijden.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 2 juni 2025. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als hoog, gelet op het delictverleden van de verdachte, zijn contacten binnen een crimineel netwerk en zijn problemen met middelengebruik en emotieregulatie. Dit zou op den duur verminderd kunnen worden indien de verdachte zijn huidige stabiliteit betreffende wonen, werk en afstand van het negatieve netwerk voor langere tijd weet vast te houden en hij meer inzicht toont in zijn eigen gedrag en keuzes.
De verdachte werd eerder wegens drugsdelicten veroordeeld en daarmee kan er gesproken worden van een delictpatroon in drugsdelicten. Gebaseerd op het delictverleden en de huidige situatie van de verdachte ziet de reclassering risicofactoren waarvoor de reclassering interventies noodzakelijk acht. Als belangrijkste risico's ziet de reclassering het sociaal netwerk van de verdachte, zijn middelengebruik en de financiën.
Er is sinds jaren sprake van actief middelengebruik. Het overmatige gebruik van middelen heeft in het verleden een negatieve invloed op het functioneren van de verdachte gehad. Bij toename van het middelengebruik ziet de reclassering risico's op terugval in keuzes voor delictgedrag om het gebruik te bekostigen. Daarom vindt de reclassering een interventie hiervoor noodzakelijk. Door middel van het volgen van de gedragsinterventie Leefstijltraining kan het inzicht in de functie van het middelengebruik en de controle hierover vergroot worden, hetgeen kan bijdragen aan gedragsverandering. De dagbesteding kan een beschermende factor zijn. Middels het behoud van zijn huidige werk is er een stimulans om het middelengebruik te beperken en om een stabiel, zelfstandig inkomen te hebben. Met behulp van een begeleidingstraject door de Materieel Juridische Dienstverlening kan er gewerkt worden aan de schuldenproblematiek en financiële stabiliteit. Om de hoge kans op recidive niet verder te laten toenemen op het moment dat de verdachte niet meer op het huidige woonadres van zijn oom kan verblijven en dakloos dreigt te raken, vindt de reclassering een verplichting tot het meewerken aan een vorm van begeleid wonen ook noodzakelijk.
Daarnaast blijkt dat er ook aanwijzingen zijn voor problemen in het psychosociaal functioneren en ziet de reclassering dit eveneens als een risicofactor. In zijn jeugd zijn bij de verdachte de diagnoses ADHD en een autismespectrumstoornis gesteld. Er is een mogelijke relatie met het middelengebruik, omdat hij middelen heeft gebruikt als zelfmedicatie vanwege het rustgevende effect en demping van negatieve emoties. Eerdere aanmeldingen voor behandeling hebben nimmer geleid tot een succesvol behandeltraject. Hoewel de verdachte zelf een behandeling niet noodzakelijk vindt, vindt de reclassering het wel belangrijk om hier meer zicht op te krijgen. Daarom adviseert de reclassering om de verdachte ook mee te laten werken aan verdiepingsdiagnostiek en een ambulante behandeling indien dit nodig mocht blijken.
Hoewel eerdere reclasseringstoezichten moeizaam zijn verlopen en er onder een ander parketnummer een advies TUL werd uitgebracht, vindt de reclassering het opnieuw opleggen van interventies binnen een reclasseringstoezicht nodig om de hoge kans op recidive te verminderen. De verdachte heeft al positieve stappen gezet in zijn resocialisatie door zijn verhuizing en het vinden van werk, maar heeft naar inschatting van de reclassering nog een verplicht kader nodig om de kans op recidive terug te dringen en zijn huidige motivatie vast te houden.
Bij veroordeling adviseert de reclassering om aan de verdachte een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan schuldhulpverlening, meewerken aan middelencontrole, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en een ambulante behandeling indien geïndiceerd, deelname aan gedragsinterventie, meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding en meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
De verdachte heeft reeds vierenveertig dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis, waarna de voorlopige hechtenis is geschorst. De rechtbank acht het niet opportuun om de verdachte wederom in detentie te laten verblijven, mede gelet op de relatief korte periode waarin het bewezenverklaarde feit heeft plaatsgevonden, de beperkte rol van de verdachte daarin en de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van negentig dagen, waarvan zesenveertig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, enerzijds om de ernst van het gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie geëist, nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De voorlopige hechtenis
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing afwijzen en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden opheffen.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen/de schadevergoedingsmaatregel

[benadeelde 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, maar geen bedrag als schadevergoeding gevorderd.
[benadeelde 2]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.294, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.294 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
[benadeelde 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 3.116,92, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 2.116,92 aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade. Voor wat betreft de schadepost studievertraging ad € 21.600 verzoekt de benadeelde partij de rechtbank deze niet-ontvankelijk te verklaren, maar wel de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
[benadeelde 4]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 2.925,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 1.925,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien de verdachte van de feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 13 december 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 16/090548-21 door de politierechter van de rechtbank te Utrecht op 4 april 2023 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf dagen, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Ter terechtzitting van 3 juli 2025 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij voornoemde vordering.
De officier van justitie heeft voorts bij vordering van 13 december 2024 gevorderd dat de bij parketnummer 16/145573-21 door de politierechter van de rechtbank te Almere op 22 augustus 2022 voorwaardelijke opgelegde taakstraf voor de duur van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
Ter terechtzitting van 3 juli 2025 heeft de officier van justitie gepersisteerd bij voornoemde vordering en tevens gevorderd dat de taakstraf zal worden omgezet naar een gevangenisstraf voor de duur van dertig dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat hij ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging met het parketnummer 16/090548-21 bij toewijzing heeft verzocht de gevangenisstraf voor de duur van vijf dagen om te zetten naar een taakstraf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 16/090548-21
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 13 december 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 4 april 2023, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet geen aanleiding deze gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
Ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 16/145573-21
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 13 december 2024 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van de rechtbank Midden-Nederland d.d. 19 oktober 2021, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet geen wettelijke grondslag deze taakstraf om te zetten naar een gevangenisstraf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet, en de daarbij behorende lijst I.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 3 primair en subsidiair en 4 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 4 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en te bevorderen, zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
90 (NEGENTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
46 (ZESENVEERTIG) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (TWEE) JARENvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij GGZ Reclassering Fivoor, Perzikweg 1-7 te Leiden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan een gedragsinterventie, bestaande uit een Leefstijltraining 24/7 of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, te bepalen door de reclassering, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek en de eventueel hieruit voortvloeiende behandeling door het Forensisch Ambulant Centrum van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij hij zich onder behandeling stelt indien dit uit de diagnostiek wordt geadviseerd;
- indien de reclassering dit noodzakelijk vindt, gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- zich gedurende de proeftijd verplicht inspant voor het vinden en behouden van een dagbesteding, zoals betaald werk, onbetaald werk, dan wel een opleiding, met een vaste structuur;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;
- gedurende de proeftijd ten behoeve van de controle op het gebruik van alcohol en/of verdovende middelen meewerkt aan adem- of urineonderzoek;
geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
wijst af de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partijen
[benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4]niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vorderingen gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Burgers, voorzitter,
mr. A.P. Pereira Horta, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2025.