ECLI:NL:RBDHA:2025:12845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
NL24.47276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsdocument en terugkeerbesluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten beoordeeld. Eiser had op 23 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie bij besluit van 1 november 2024 buiten behandeling gesteld wegens het niet betalen van leges. Tevens werd er een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft hiertegen op 27 november 2024 beroep ingesteld en op 28 november 2024 zijn gronden van beroep ingediend. De minister heeft echter op 20 februari 2025 aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat eiser rechtmatig verblijf heeft in België en het terugkeerbesluit is opgeheven. Eiser heeft op 28 februari 2025 het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep voortijdig is ingesteld, wat betekent dat er geen aanleiding is om de minister te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, omdat zowel eiser als de minister toestemming hebben gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het bestuursorgaan niet in de proceskosten kan worden veroordeeld als het beroep voortijdig is ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten)
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van eiser om vergoeding van zijn proceskosten.
1.1.
De minister heeft bij besluit van 1 november 2024 eisers aanvraag van 23 augustus 2024 om een verblijfsdocument EU/EER buiten behandeling gesteld omdat eiser geen leges had betaald. In hetzelfde besluit heeft de minister eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Op blz. 3 is vermeld dat tegen dit besluit binnen vier weken bezwaar kan worden gemaakt bij de IND.
1.2.
Op 27 november 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister. Op 28 november 2024 zijn de gronden van beroep ingediend.
1.3.
Op 20 februari 2025 heeft de minister bericht dat eiser op 27 november 2024 zowel beroep heeft ingesteld bij de rechtbank als bezwaar heeft gemaakt bij de minister. De minister is van mening dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
1.4.
Op 28 februari 2025 heeft de minister bericht dat eiser rechtmatig verblijf heeft in België en dat daarom het opgelegde terugkeerbesluit is opgeheven.
1.5.
Op 28 februari 2025 is het beroep ingetrokken. Bij separaat schrijven van eveneens 28 februari 2025 is verzocht om een proceskostenveroordeling.
1.6.
Op 2 juli 2025 heeft de minister het standpunt ingenomen dat beroep voortijdig is ingesteld en dat het gezien deze procedurele onjuistheid niet redelijk is om de proceskosten ten laste van de minister te brengen. De intrekking van het beroep vloeit voort uit het feit dat het beroep te vroeg is ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, nu eiser en de minister desgevraagd, op respectievelijk 3 en 9 juli 2025, toestemming hebben gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb.
3. Uit het schrijven van de minister van 20 februari 2025 maakt de rechtbank op dat eiser tegen hetzelfde besluit zowel bezwaar heeft gemaakt als beroep heeft ingesteld. De minister heeft er terecht op gewezen dat tegen het besluit van 1 november 2024 eerst bezwaar openstond (vgl. Kamerstukken I 2011/12, 32 420, nr. D, p. 27),
3. Nu eiser voortijdig beroep heeft ingesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding bestaat de minister te veroordelen in de proceskosten van eiser. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, in aanwezigheid van mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven.