ECLI:NL:RBDHA:2025:12845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsdocument en terugkeerbesluit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek van eiser om vergoeding van proceskosten beoordeeld. Eiser had op 23 augustus 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie bij besluit van 1 november 2024 buiten behandeling gesteld wegens het niet betalen van leges. Tevens werd er een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft hiertegen op 27 november 2024 beroep ingesteld en op 28 november 2024 zijn gronden van beroep ingediend. De minister heeft echter op 20 februari 2025 aangegeven dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat eiser rechtmatig verblijf heeft in België en het terugkeerbesluit is opgeheven. Eiser heeft op 28 februari 2025 het beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep voortijdig is ingesteld, wat betekent dat er geen aanleiding is om de minister te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, omdat zowel eiser als de minister toestemming hebben gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat het bestuursorgaan niet in de proceskosten kan worden veroordeeld als het beroep voortijdig is ingediend. De uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.