ECLI:NL:RBDHA:2025:12811

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
NL25.13961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot gezinshereniging

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek van een verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker, geboren op een onbekende datum en met een onbekende nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging met zijn moeder. Deze aanvraag is op 23 maart 2025 door de Minister van Asiel en Migratie afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij het besluit op het bezwaar in Nederland kan afwachten. De minister heeft op 5 juni 2025 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek.

De voorzieningenrechter oordeelt dat, op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, een voorlopige voorziening kan worden getroffen als onverwijlde spoed dat vereist. Aangezien de minister zich niet verzet tegen de toewijzing en er geen beletselen zijn om het verzoek toe te wijzen, wordt het verzoek toegewezen. Dit betekent dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat er op het bezwaar is beslist. Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 907,- voor de rechtsbijstand die de verzoeker heeft ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.13961

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

geboren op [geboortedatum],
V-nummer: [V-nummer],
[nationaliteit]
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening.
1.1.
Bij besluit van 23 maart 2025 (primaire besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker om verlening van een reguliere verblijfsvergunning met als doel gezinshereniging met moeder, afgewezen.
1.2.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat verzoeker het besluit op het bezwaar in Nederland mag afwachten.
1.3.
De minister heeft op 5 juni 2025 per brief laten weten zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hangende een bezwaarprocedure de voorzieningenrechter van de rechtbank op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Nu de minister zich niet verzet tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening en de voorzieningenrechter ook overigens geen beletstelen ziet om dit verzoek toe te wijzen, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen in die zin dat de minister verzoeker niet mag uitzetten totdat op het bezwaar is beslist.
4. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907,- en een
wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • gebiedt de minister om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting buiten het grondgebied van Nederland van verzoeker en van voorbereidingen tot zodanige maatregelen, totdat op het bezwaar is beslist;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.S.G. van der Werf, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.